ECLI:NL:RVS:2024:3103
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongegrondverklaring verzet rechtbank met betrekking tot procesorde en eerlijk proces
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 september 2022. De rechtbank had het verzet van [appellante] tegen een eerdere uitspraak van 15 maart 2022 ongegrond verklaard. [appellante] betoogde dat de rechtbank de beginselen van de goede procesorde had geschonden en dat er geen sprake was van een eerlijk proces. Ze verzocht om doorbreking van het appelverbod, omdat ze meende dat de uitspraak in strijd was met artikelen van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Ze voerde aan dat ze ten onrechte niet telefonisch was gehoord tijdens de zitting waar het verzet werd behandeld, wat haar de mogelijkheid ontnam om het verzetschrift nader toe te lichten.
De Afdeling heeft de zaak op 16 juli 2024 behandeld, waarbij [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. R.J.M. Codrington, digitaal aanwezig waren. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank [appellante] voldoende gelegenheid had gegeven om gehoord te worden en dat er geen grond was voor de stelling dat de beginselen van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen waren geschonden. Daarom was er geen ruimte voor doorbreking van het appelverbod, wat betekende dat de zaak tot een definitief einde was gekomen. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.