ECLI:NL:RVS:2024:3103

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
202206667/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ongegrondverklaring verzet rechtbank met betrekking tot procesorde en eerlijk proces

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 september 2022. De rechtbank had het verzet van [appellante] tegen een eerdere uitspraak van 15 maart 2022 ongegrond verklaard. [appellante] betoogde dat de rechtbank de beginselen van de goede procesorde had geschonden en dat er geen sprake was van een eerlijk proces. Ze verzocht om doorbreking van het appelverbod, omdat ze meende dat de uitspraak in strijd was met artikelen van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Ze voerde aan dat ze ten onrechte niet telefonisch was gehoord tijdens de zitting waar het verzet werd behandeld, wat haar de mogelijkheid ontnam om het verzetschrift nader toe te lichten.

De Afdeling heeft de zaak op 16 juli 2024 behandeld, waarbij [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. R.J.M. Codrington, digitaal aanwezig waren. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank [appellante] voldoende gelegenheid had gegeven om gehoord te worden en dat er geen grond was voor de stelling dat de beginselen van de goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen waren geschonden. Daarom was er geen ruimte voor doorbreking van het appelverbod, wat betekende dat de zaak tot een definitief einde was gekomen. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Uitspraak

202206667/1/A3
Datum uitspraak: 31 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 september 2022 in zaken nrs. 20/6153, 20/6338, 20/6521, 21/235, 21/2112, 21/2200, 21/2984 en 21/4929 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij uitspraak van 27 september 2022 heeft de rechtbank het door [appellante] gedane verzet tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 maart 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1819, ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 juli 2024, waar [appellante] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.J.M. Codrington, digitaal zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Ingevolge artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid.
De uitspraak van de rechtbank van 27 september 2022 is een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb. Hiertegen kan dus geen hoger beroep worden ingesteld.
2.       [appellante] betoogt dat de rechtbank de beginselen van de goede procesorde heeft geschonden en geen sprake is van een eerlijk proces. Zij wil daarom dat het hoger beroep toch wordt behandeld door middel van doorbreking van het appelverbod. [appellante] stelt dat de uitspraak van de rechtbank in strijd is met onder andere de artikelen 6, 13, 17, en 18 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Zij voert onder meer aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geweigerd haar telefonisch te horen op de zitting waar het verzet is behandeld. Daardoor kon zij het verzetschrift niet nader toelichten.
2.1.    Wat [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank beginselen van goede procesorde, dan wel fundamentele rechtsbeginselen zodanig heeft geschonden, dat geoordeeld moet worden dat er geen eerlijk proces is geweest. De rechtbank heeft [appellante] voldoende in de gelegenheid gesteld om op zitting te worden gehoord. Er bestaat dan ook geen ruimte voor doorbreking van het appelverbod. Dit betekent dat de zaak tot een definitief einde is gekomen.
3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024
190-990