ECLI:NL:RVS:2024:3092

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
202307753/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking documenten door college van burgemeester en wethouders van Bergen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten, [appellant A] en [appellant B], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2023. Appellanten hebben verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders van Bergen over het verlenen van toestemming voor het uitoefenen van een bed & breakfast in hun woning aan de Weg naar de [locatie] in Egmond aan den Hoef. Het college heeft dit verzoek op 29 december 2022 afgewezen, en het bezwaar dat appellanten hiertegen maakten, werd op 26 april 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellanten op 13 december 2023 eveneens ongegrond verklaard.

Appellanten zijn het niet eens met deze uitspraak en hebben hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep betogen zij dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de zoekslag van het college voldoende was. Appellanten wijzen op een interne e-mail die zij hebben overgelegd, waarin de mogelijkheid tot het uitoefenen van een bed & breakfast wordt besproken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat er nog documenten bij het college berusten. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

De Afdeling heeft tevens bepaald dat tegen het nieuwe besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld en dat het college de proceskosten moet vergoeden aan appellanten. De uitspraak is gedaan door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Uitspraak

202307753/1/A3.
Datum uitspraak: 31 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna: tezamen en in enkelvoud [appellanten]), wonend in Egmond aan den Hoef, gemeente Bergen (NH),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Holland van 13 december 2023 in zaak nr. 23/3513 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH).
Procesverloop
Bij besluit van 29 december 2022 heeft het college het verzoek van [appellanten] om documenten openbaar te maken op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) afgewezen.
Bij besluit van 26 april 2023 heeft het college het door
[appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 december 2023 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] heeft een nader stuk ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellanten] heeft het college verzocht om openbaarmaking van documenten over de besluitvorming door het college over het verlenen van toestemming aan [appellanten] voor het uitoefenen van een bed & breakfast in hun woning aan de Weg naar de [locatie]in Egmond aan den Hoef.
Het college heeft het verzoek van [appellanten] afgewezen, omdat bij het college geen documenten zouden berusten die op dat onderwerp betrekking hebben.
Hoger beroep
2.       [appellanten] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de zoekslag van het college voldoende is. Daartoe voert [appellanten] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er nog documenten bij het college berusten. Hij wijst erop dat hij in beroep een interne e-mail tussen medewerkers van de gemeente heeft overgelegd waarin de mogelijkheid tot het uitoefenen van een bed & breakfast aan de Weg naar de [locatie] wordt besproken naar aanleiding van een vraag van de bewoners. Volgens [appellanten] heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de stelling dat deze e-mail een reactie was op een eerdere e-mail niet voldoende is om aannemelijk te maken dat nog documenten berusten bij het college.
Beoordeling hoger beroep
3.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in haar uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:143), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer bij hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch bij dat bestuursorgaan berust.
3.1.    De e-mail die [appellanten] heeft overgelegd gaat over de mogelijkheid tot het uitoefenen van een bed & breakfast op de Weg naar de [locatie] naar aanleiding van een vraag van de bewoners van die woning. Dat onderwerp valt binnen de reikwijdte van het verzoek.
Het college heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting erkend dat uit de door [appellanten] overgelegde e-mail volgt dat er een document  onder hem berust dat onder de reikwijdte van het Woo-verzoek valt. Het betreft de e-mail van 1 maart 2019, verzonden om 10:17 met als onderwerp "Weg naar de [locatie]".
Het voorgaande betekent dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellanten] niet aannemelijk heeft gemaakt dat nog documenten bij het college berusten.
Het betoog slaagt.
Slotsom
4.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep gegrond verklaren. De Afdeling zal het besluit van 26 april 2023 vernietigen, en bepalen dat het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. Het college heeft namelijk nog niet besloten of het betreffende document volledig openbaar moet worden gemaakt of dat daarop geheel of gedeeltelijk de uitzonderingsgronden uit de Woo van toepassing zijn. Daarover moet het college in het nieuwe besluit op bezwaar een beslissing nemen.
5.       De Afdeling zal voor het nemen van het nieuwe besluit gelet op de beperkte omvang van de e-mail een korte termijn van vier weken stellen. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.
6.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2023 in zaak nr. 23/3513;
III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH) van 26 april 2023, kenmerk: D625262;
V.      draagt het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH) op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VI.     bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII.     veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH) tot vergoeding van bij [appellant A] en [appellant B] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH) aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 458,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024
818-1114