ECLI:NL:RVS:2024:3068
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 25 januari 2024 zijn beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag had afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 19 december 2023 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling had echter aangegeven dat hij regelmatig contact had met de vreemdeling, die in Nederland zou zijn, maar niet precies wist waar.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 31 juli 2024 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Afdeling stelde vast dat de vreemdeling, ondanks zijn onbekende verblijfplaats, in beginsel belang heeft bij het rechtsmiddel, zolang er geen concrete aanknopingspunten zijn dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. Tevens werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.