ECLI:NL:RVS:2024:3060
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 31 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 april 2024. Deze eerdere uitspraak verklaarde het beroep van de vreemdeling, die een vrijheidsontnemende maatregel had gekregen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gegrond. De rechtbank had de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling.
De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de rechtsvraag over de gevolgen van een overschrijding van de termijn uit artikel 83b, derde lid, van de Vw 2000, behandeld en geconcludeerd dat de grief van de minister slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De Afdeling oordeelt dat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en ziet ook geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het beroep van de vreemdeling is daarom ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.