ECLI:NL:RVS:2024:3060

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
BRS.24.000163
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 31 juli 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 april 2024. Deze eerdere uitspraak verklaarde het beroep van de vreemdeling, die een vrijheidsontnemende maatregel had gekregen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gegrond. De rechtbank had de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling.

De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling heeft de rechtsvraag over de gevolgen van een overschrijding van de termijn uit artikel 83b, derde lid, van de Vw 2000, behandeld en geconcludeerd dat de grief van de minister slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De Afdeling oordeelt dat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en ziet ook geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het beroep van de vreemdeling is daarom ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.24.000163
Datum uitspraak: 31 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 april 2024 in zaak nr. NL24.16679 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 26 april 2024 heeft de rechtbank het met een kennisgeving vanwege de staatssecretaris daartegen aanhangig gemaakte beroep gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van die dag bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De Afdeling heeft de in de enige grief opgeworpen rechtsvraag over de vraag of een overschrijding van de termijn uit artikel 83b, derde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van een vrijheidsontnemende maatregel, beantwoord in haar uitspraak van 28 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2639. De overwegingen in die uitspraak zijn ook hier van toepassing. Hieruit vloeit voort dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 april 2024 in zaak nr. NL24.16679;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.      wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024
962