ECLI:NL:RVS:2024:301

Raad van State

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
202202906/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van drie vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 22 oktober 2019. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 10 december 2020, hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 14 april 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep, terwijl de vreemdelingen incidenteel hoger beroep instelden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 december 2023 het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond verklaard en het incidenteel hoger beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van 10 december 2020 werd ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat het besluit van 8 september 2022, dat de staatssecretaris ter uitvoering van de vernietigde uitspraak had genomen, niet meer geldig was, en vernietigde dit besluit. De staatssecretaris was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202202906/3/V1.
Datum uitspraak: 26 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het beroep van:
[de vreemdeling 1] , [de vreemdeling 2]  en [de vreemdeling 3],
appellanten,
tegen het besluit van 8 september 2022 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2019 heeft de staatssecretaris  van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 10 december 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 april 2022 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben de staatssecretaris hoger beroep en de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. Y.G.F.M. Coenders, advocaat te Arnhem, incidenteel hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en nadere stukken ingediend.
De staatssecretaris heeft een zienswijze naar voren gebracht.
Bij besluit van 8 september 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar van de vreemdelingen opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit hebben de vreemdelingen bij de Afdeling beroepsgronden ingediend.
Bij uitspraak van 22 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4803, heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond en het incidenteel hoger beroep ongegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank van 14 april 2022 vernietigd en het door de vreemdelingen tegen het besluit van 10 december 2020 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Overwegingen
1.       Tegen het besluit van 8 september 2022 is, gelet op artikel 6:19, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, een van rechtswege gegenereerd beroep ontstaan. Uit wat de Afdeling heeft overwogen in de hiervoor genoemde uitspraak van 22 december 2023 volgt dat aan dit besluit, dat de staatssecretaris ter uitvoering van de vernietigde uitspraak van de rechtbank heeft genomen, de grondslag is ontvallen. Om deze reden zal de Afdeling dat besluit vernietigen.
2.       Zoals de Afdeling in de uitspraak van 22 december 2023 heeft overwogen, hoeft de staatssecretaris geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
vernietigt het besluit van 8 september 2022, V-278.071.0602, V-[…] en V-[…].
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2024
999