ECLI:NL:RVS:2024:3001

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
202306351/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen goedkeuring bosbeheerplan en rechtsgevolgen van bestuursbesluiten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Werkgroep Natuur en Landschap Oost-, West-, en Middelbeers e.o. tegen de goedkeuring van het 'Bosbeheerplan 2020-2032' door het college van burgemeester en wethouders van Oirschot. De goedkeuring vond plaats op 8 maart 2021, waarna de Werkgroep bezwaar maakte. Het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het volgens hen geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van de Werkgroep ongegrond. De Werkgroep is in hoger beroep gegaan, waarbij zij aanvoert dat de goedkeuring van het bosbeheerplan wel degelijk een besluit is, omdat het rechtsgevolgen heeft voor de kapwerkzaamheden die [appellant] op zijn percelen heeft uitgevoerd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 mei 2024. De rechters hebben overwogen dat de goedkeuring van het bosbeheerplan inderdaad een besluit is, omdat het de mogelijkheid biedt om kapwerkzaamheden uit te voeren die anders niet zouden zijn toegestaan zonder omgevingsvergunning. De rechtbank had ten onrechte geconcludeerd dat de goedkeuring geen rechtsgevolg had. De Afdeling heeft het hoger beroep van de Werkgroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het college van burgemeester en wethouders van Oirschot moet nu een nieuw besluit nemen op het bezwaar van de Werkgroep, met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling.

Daarnaast is het incidenteel hoger beroep van de erven van [appellant] ongegrond verklaard. De Afdeling heeft bepaald dat de proceskosten van de Werkgroep door het college vergoed moeten worden, evenals het griffierecht dat door de Werkgroep is betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.

Uitspraak

202306351/1/R4.
Datum uitspraak: 24 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
I.        Werkgroep Natuur en Landschap Oost-, West- en Middelbeers e.o. (hierna: De Werkgroep),
II.       de erven van [appellant], laatstelijk gewoond hebbende in Oost-, West-, en Middelbeers, gemeente Oirschot,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 22 augustus 2023 in zaak nr. 21/2406 in het geding tussen:
De Werkgroep
en
het college van burgemeester en wethouders van Oirschot.
Procesverloop
Bij brief van 8 maart 2021 heeft het college het door [appellant] ingediende "Bosbeheerplan 2020-2032" (hierna: het bosbeheerplan) goedgekeurd.
Bij besluit van 25 augustus 2021 heeft het college het door De Werkgroep daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 augustus 2023 heeft de rechtbank het door De Werkgroep daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft De Werkgroep hoger beroep ingesteld.
[appellant] en het college hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven over het incidenteel hoger beroep van [appellant].
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 22 mei 2024, waar de erven van [appellant] (hierna: de erven), vertegenwoordigd door mr. T.F.M. Wijgergans, advocaat in Veldhoven, De Werkgroep, vertegenwoordigd door mr. R. Hörchner, advocaat in Breda, [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. L.J. Gerritsen, advocaat in Nijmegen, en mr. M. Stoof, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en een aantal aanverwante wetten in werking getreden. Die wetten zijn niet van toepassing op dit geding.
Waar gaat deze zaak over?
2.       [appellant] was eigenaar van de percelen kadastraal bekend als E 2242, E 2470 en E 2571, gelegen aan de [locatie A] in Middelbeers. De percelen liggen binnen het plangebied van de bestemmingsplannen "Buitengebied, correctieve herziening" en "Buitengebied Fase II 2013, 2e bestuurlijke lus". Op perceel E 2242 staat een vrijstaande bungalow binnen de bestemming "Wonen". De overige gedeelten van dat perceel, en de andere twee percelen, zijn ingericht als bos en hebben de bestemming "Natuur". Alle percelen hebben de dubbelbestemming "Waarde - Natte natuurparel", en de aanduiding "overige zone - 500 meterzone Natura 2000". Direct naast perceel E 2242 ligt het Natura 2000-gebied Kempenland West.
3.       [appellant] heeft kapwerkzaamheden uitgevoerd op zijn percelen. Na uitvoering van de kapwerkzaamheden heeft Borgman Beheer Advies V.O.F. voor [appellant] een bosbeheerplan opgesteld. Het college heeft het bosbeheerplan op 8 maart 2021 goedgekeurd. De Werkgroep heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het college heeft dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de goedkeuring van het bosbeheerplan volgens het college geen besluit is. De rechtbank heeft het beroep van De Werkgroep daartegen ongegrond verklaard.
Het hoger beroep van De Werkgroep
4.       De Werkgroep betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de goedkeuring van het bosbeheerplan door het college geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), omdat het niet op rechtsgevolg is gericht. Daartoe voert De Werkgroep aan dat de goedkeuring illegaal verrichte werkzaamheden legaliseert, en daarnaast toekomstige kapactiviteiten mogelijk maakt die anders niet zouden zijn toegestaan.
4.1.    Artikel 1:3 van de Awb luidt:
"1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
[…]".
Artikel 14.4.1 van de planregels luidt:
"Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het verwijderen van houtgewas;
[…]".
Artikel 14.4.2 luidt:
"Het sub 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen in het kader van bos- en natuurbeheer;
[…]".
Artikel 1, lid 110 (normaal onderhoud) luidt:
"het normale onderhoud van agrarische gronden, bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, zoals het beweiden en maaien van graslanden, het ploegen, eggen en inzaaien van akkers, het schonen van sloten en greppels, alsmede het regulieren onderhoud van bossen, groenelementen / landschapselementen en natuurterreinen, waaronder het kappen van bomen ter uitvoering van een goedgekeurd beheersplan."
4.2.    De rechtbank heeft ten onrechte geconcludeerd dat de goedkeuring van het bosbeheerplan van 8 april 2021 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Uit artikel 14.4.1, aanhef en onder a, van de planregels, in samenhang gelezen met de artikelen 14.4.2, aanhef en onder a, en artikel 1, lid 110 van de planregels, volgt dat het bestemmingsplan het verwijderen van houtgewas verbiedt, tenzij er sprake is van normaal onderhoud, gebruik en beheer, in het kader van bos- en natuurbeheer. Onder normaal onderhoud wordt in het bestemmingsplan verstaan het reguliere onderhoud van bossen, waaronder het kappen van bomen ter uitvoering van een goedgekeurd bosbeheerplan. Door de goedkeuring vallen de werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitvoering van het bosbeheerplan onder normaal onderhoud, en is voor die kapwerkzaamheden geen omgevingsvergunning nodig. [appellant] mocht daardoor zonder omgevingsvergunning tot uitvoering van de in het bosbeheerplan genoemde kapwerkzaamheden overgaan. Zonder de goedkeuring zou [appellant] dat alleen zonder omgevingsvergunning hebben mogen doen als de kapwerkzaamheden anderszins vallen onder het normale onderhoud, gebruik of beheer. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:2881, is dat niet het geval. De goedkeuring maakt daarom kapwerkzaamheden mogelijk die zonder de goedkeuring verboden zijn zonder omgevingsvergunning. De goedkeuring is daarom gericht op rechtsgevolg. Dit betekent dat de brief van 8 maart 2021 een besluit bevat in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Gelet hierop heeft het college het door De Werkgroep daartegen gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
De verwijzing door het college naar de uitspraak van de Afdeling van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3287, leidt niet tot een ander oordeel. Die uitspraak zag op een andere situatie. In die uitspraak ging het om een mededeling dat geen bezwaar bestond tegen de constructie van een dakopbouw. Die mededeling was niet gericht op rechtsgevolg, omdat de toestemming om de dakopbouw te bouwen volgde uit de eerder verleende omgevingsvergunning, en niet uit de mededeling.
Het betoog slaagt.
Het incidenteel hoger beroep van de erven
5.       De erven betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de kapwerkzaamheden in het kader van het omvormen en verjongen van het bos niet kunnen worden aangemerkt als normaal onderhoud en beheer, zodat daarvoor een aanlegvergunning nodig is. Daartoe voeren zij aan dat alle ter plaatse uitgevoerde kapwerkzaamheden normaal onderhoud, gebruik en beheer zijn in het kader van bos- en natuurbeheer.
5.1.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:2881, kunnen de uitgevoerde kapwerkzaamheden niet worden aangemerkt als normaal onderhoud en beheer. Anders dan waarvan de erven uitgaan, kan de omvorming van een bos wel deel uitmaken van een beheersplan als bedoeld in artikel 1, lid 110, van de planregels. Normaal beheer in de zin van artikel 14.4.2 is beperkter van aard dan het beheer in een beheersplan waarvoor goedkeuring nodig is.
Het betoog van de erven slaagt niet.
Conclusie
6.       Het hoger beroep van De Werkgroep is gegrond. Het incidenteel hoger beroep van de erven is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Afdeling zal doen wat de rechtbank had moeten doen, en het beroep van De Werkgroep tegen het besluit van 25 augustus 2021 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit moet worden vernietigd. Het college moet met inachtneming van deze uitspraak een besluit nemen op het bezwaar van De Werkgroep. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit op bezwaar alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.
7.       Het college moet de proceskosten van De Werkgroep vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep van Werkgroep Natuur en Landschap Oost-, West-, en Middelbeers e.o. gegrond;
II.       verklaart het incidenteel hoger beroep van de erven van [appellant] ongegrond;
III.      vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 22 augustus 2023 in zaak nr. 21/2406;
IV.      verklaart het beroep van Werkgroep Natuur en Landschap Oost-, West-, en Middelbeers e.o. tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oirschot van 25 augustus 2021 met referentie OIR-2021-0280, en documentnummer 21.S010194 gegrond;
V.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oirschot van 25 augustus 2021 met referentie OIR-2021-0280, en documentnummer 21.S010194;
VI.      draagt het college van burgemeester en wethouders van Oirschot op om binnen tien weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VII.     bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VIII.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oirschot tot vergoeding van bij Werkgroep Natuur en Landschap Oost-, West-, en Middelbeers e.o. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.500,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Oirschot aan Werkgroep Natuur en Landschap Oost-, West-, en Middelbeers e.o. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 908,00 voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Polak
voorzitter
w.g. Van Roessel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2024
457-1005