ECLI:NL:RVS:2024:287
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
Op 25 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de bewaring van een vreemdeling, die op 2 oktober 2023 door de staatssecretaris in bewaring was gesteld. De rechtbank had op 19 oktober 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig was. De Afdeling bestuursrechtspraak nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat er geen aanleiding was voor ambtshalve toetsing. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep waren opgekomen. Het totale bedrag van de proceskosten werd vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.