ECLI:NL:RVS:2024:2860
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 9 augustus 2023. De vreemdeling heeft het hoger beroep echter ingetrokken en verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan door de behandeling van het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 juli 2024 uitspraak gedaan op dit verzoek.
De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke aanvraag op 5 november 2022 was ingediend. De minister heeft bij besluit van 29 mei 2024 deze aanvraag ingewilligd, maar de vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken omdat de minister niet tijdig op de asielaanvraag had beslist. De Afdeling heeft overwogen dat de minister in dit geval in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat hij de beslistermijn heeft overschreden.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de minister de vreemdeling tegemoet is gekomen door de aanvraag in te willigen, maar dat dit niet betekent dat er geen proceskostenvergoeding moet plaatsvinden. De minister is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 437,50, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze beslissing is genomen in het kader van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om proceskosten te vergoeden in geval van intrekking van het hoger beroep.