ECLI:NL:RVS:2024:2666

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
202306081/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaren van inwoners van Poortvliet

Op 28 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Dit verzet was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van Tholen tegen een eerdere uitspraak van de Afdeling van 22 december 2023. In die eerdere uitspraak was het beroep van [appellant A] en anderen gegrond verklaard, waarbij de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2023 had geoordeeld dat de bezwaren van deze inwoners tegen een besluit van het college niet-ontvankelijk waren verklaard wegens het ontbreken van belanghebbendheid. De rechtbank had het college opgedragen om een nieuw inhoudelijk besluit te nemen op de bezwaren van [appellant A] en anderen.

Het college betoogde in verzet dat de Afdeling ten onrechte het beroep gegrond had verklaard, omdat het college op 5 oktober 2023 al een nieuw besluit op bezwaar had genomen. De Afdeling erkende dat zij zich niet had gerealiseerd dat dit besluit al was genomen voordat de uitspraak op het beroep werd gedaan. Hierdoor was de eerdere uitspraak niet correct en moest deze worden herzien.

De Afdeling verklaarde het verzet gegrond, wat betekent dat de uitspraak van 22 december 2023 in zijn geheel vervalt. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door het college zal nu worden behandeld samen met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling heeft ook aangegeven dat het nieuwe beroep dat door [appellant A] en anderen is ingesteld, voorlopig is ingeboekt onder een nieuw nummer, dat nu komt te vervallen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.

Uitspraak

202306081/2/R2
Datum uitspraak: 28 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:
het college van burgemeester en wethouders van Tholen (hierna: het college),
opposant,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2023 in zaak nr. 202306081/1/R2.
Procesverloop
Bij uitspraak van 16 februari 2023, in zaak nr. 21/3955, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant een beroep van [appellant A] en 9 andere inwoners van Poortvliet tegen het besluit van het college van 27 juli 2021 waarin de bezwaren van deze 10 personen niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens het ontbreken van belanghebbendheid, gegrond verklaard en het besluit van het college van 27 juli 2021 gedeeltelijk vernietigd. De rechtbank heeft het college opgedragen om een nieuw inhoudelijk besluit te nemen op de bezwaren van [appellant A], [appellante B], [appellante C] en [appellante D] (hierna: [appellant A] en anderen).
[appellant A] en anderen en [appellante E] hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 16 februari 2023, welke procedure bij de Afdeling is geregistreerd onder nummer 202302422/1/R2.
[appellant A] en anderen en [appellante E] hebben vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op hun bezwaren door het college.
Bij uitspraak van 22 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4784, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college voor zover ingesteld door [appellante E] niet-ontvankelijk verklaard en voor zover ingesteld door [appellant A] en anderen gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van [appellant A] en anderen vernietigd en het college opgedragen om uiterlijk binnen 10 weken een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.
Tegen deze uitspraak heeft het college verzet gedaan.
Overwegingen
1.       Een beroep kan alleen zonder zitting gegrond worden verklaard als dat ‘kennelijk’ het geval is (artikel 8:54 van de Awb). Die term ‘kennelijk’ betekent dat er geen twijfel mogelijk is over de uitkomst van het beroep. Als tegen zo’n ‘kennelijk’-uitspraak verzet wordt ingesteld, moet de rechter die op dat verzet beslist beoordelen: (a) of terecht is geoordeeld dat het beroep gegrond is en (b) of daar geen twijfel over mogelijk is. Daarbij neemt de rechter alle argumenten van de indiener mee die te maken hebben met de reden(en) waarom het beroep gegrond is verklaard. Dat kunnen ook nieuwe feiten of nieuwe argumenten zijn die daarover gaan.
2.       Het college betoogt in verzet dat de Afdeling bij uitspraak van 22 december 2023 ten onrechte het beroep voor zover ingesteld door [appellant A] en anderen gegrond heeft verklaard. Dit is volgens het college het geval omdat het al bij besluit van 5 oktober 2023 opnieuw had beslist op het bezwaar van [appellant A] en anderen en het college dit besluit op 26 oktober 2023 aan de Afdeling heeft toegezonden als bijlage bij de schriftelijke uiteenzetting als reactie op het door [appellant A] en anderen en [appellante E] ingestelde hoger beroep in zaak nr. 202302422/1/R2.
3.       De Afdeling stelt vast dat zij zich bij het doen van de uitspraak van 22 december 2023 niet heeft gerealiseerd dat het college al op 5 oktober 2023 een nieuw besluit op bezwaar had genomen. Het college heeft ook niet op dat besluit gewezen in reactie op de brief van de griffier van de Raad van State van 26 september 2023, in zaak nr. 202306081/1/R2, waarin het college in de gelegenheid is gesteld uiterlijk op 10 oktober 2023 een verweerschrift in te dienen over het beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit. Het college heeft het besluit alleen ingebracht in de hogerberoepszaak met nummer 202302422/1/R2.
Dit doet er echter niet aan af dat, nu is komen vast te staan dat al was beslist op het bezwaar van [appellant A] en anderen voordat de Afdeling uitspraak deed op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, de Afdeling dat beroep niet heeft mogen afdoen op de wijze waarop zij dit heeft gedaan in de uitspraak van 22 december 2023. Wat betreft de wens van het college om gebruik te maken van de gelegenheid het verzetschrift nader toe te lichten wijst de Afdeling op artikel 8:55, vierde lid, van de Awb. Het verzet wordt vereenvoudigd behandeld.
4.       Het verzet is gegrond. Dit betekent dat de uitspraak van 22 december 2023 waartegen het verzet is gericht, in haar geheel vervalt.
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit waarop de uitspraak van 22 december 2023 ziet, zal overeenkomstig artikel 6:20, derde lid, van de Awb worden opgevat als zijnde mede gericht tegen het besluit op bezwaar van het college van 5 oktober 2023. Met dit besluit is immers niet aan het beroep tegemoetgekomen in de zin van dat artikellid. De behandeling van het beroep zal verder samen met de behandeling van het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank plaatsvinden onder nummer 202302422/1/R2. Datzelfde geldt voor het nieuwe beroep dat [appellant A] en anderen en [appellante E] op 20 mei 2024 tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar hebben ingesteld en dat voorlopig is ingeboekt onder nummer 202306081/3/R1. Dat laatste nummer komt te vervallen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzet gegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tuit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024
156-209
De uitspraak van 22 december 2023 met zaaknummer 202306081/1/R2, ECLI:NL:RVS:2023:4784, is komen te vervallen met deze uitspraak van 28 juni 2024 met zaaknummer 202306081/2/R2.