ECLI:NL:RVS:2024:2626

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
202307457/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag tot opheffing inreisverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot opheffing van een inreisverbod door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 5 september 2023 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris werd afgewezen. Vervolgens trok de staatssecretaris op 24 oktober 2023 dit besluit in en liet hij de vreemdeling weten dat hij zo spoedig mogelijk een nieuw besluit zou nemen om het inreisverbod tijdelijk op te heffen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 7 november 2023 het beroep van de vreemdeling tegen de besluiten van 5 september en 24 oktober 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Postma, hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 juni 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling met zijn hoger beroep kennelijk zijn doel had bereikt, aangezien de staatssecretaris het inreisverbod had opgeheven en de vreemdeling aanwezig kon zijn bij de mondelinge behandeling van zijn strafzaak op 7 december 2023. Daarom bestond er geen grond voor het oordeel dat de vreemdeling nog belang had bij de beoordeling van het hoger beroep. Het hoger beroep werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202307457/1/V1.
Datum uitspraak: 27 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 7 november 2023 in zaak nr. NL23.29938 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling tot opheffing van een tegen hem uitgevaardigd inreisverbod afgewezen.
Bij besluit van 24 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het besluit van 5 september 2023 ingetrokken en de vreemdeling laten weten dat hij zo spoedig mogelijk een nieuw besluit zal nemen waarin hij het inreisverbod tijdelijk opheft.
Bij uitspraak van 7 november 2023 heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen de besluiten van 5 september 2023 en 24 oktober 2023 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Postma, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Wat de vreemdeling met zijn hoger beroep kennelijk nastreeft, is bereikt, aangezien de staatssecretaris het inreisverbod heeft opgeheven en de vreemdeling aanwezig heeft kunnen zijn bij de mondelinge behandeling van zijn strafzaak op 7 december 2023. Voor het oordeel dat de vreemdeling toch nog belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, bestaat geen grond.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024
382-1097