ECLI:NL:RVS:2024:2481

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
202403593/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 17 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 februari 2024 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag had op 3 juni 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door mr. W. Spijkstra en mr. N.B. Swart.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden overgedragen totdat op haar bezwaarschrift was beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, waarbij werd overwogen dat de vreemdeling voldoende argumenten had aangevoerd om de voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in afwachting van een definitieve beslissing op hun verzoeken.

Uitspraak

202403593/2/V3
Datum uitspraak: 17 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 juni 2024 in zaak nr. NL24.4792 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2024 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 3 juni 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Spijkstra, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen, heeft op 11 juni 2024, krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De griffier van de rechtbank heeft het verzoek ter behandeling aan de voorzieningenrechter van de Afdeling doorgezonden.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt overgedragen totdat op het bezwaarschrift is beslist.
2.       Gelet op wat de vreemdeling in haar verzoek heeft aangevoerd, wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen.
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt overgedragen, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2024
872