ECLI:NL:RVS:2024:2461

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
202307197/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 17 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 9 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 16 november 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Igdeli, hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat de grieven van de vreemdeling niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid. De Afdeling verwees naar eerdere uitspraken, waaronder die van 6 juli 2022 en 12 juni 2024, en stelde vast dat de rechtspraak waar de vreemdeling zich op beroept, niet meer gevolgd kan worden na het arrest van het Hof van Justitie van 30 november 2023. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2024.

Uitspraak

202307197/1/V2.
Datum uitspraak: 17 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 16 november 2023 in zaak nr. NL23.32164 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 16 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Igdeli, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend, waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De grieven zijn namelijk gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat wat de vreemdeling heeft aangevoerd onvoldoende is om aan te tonen dat er sprake is van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid, als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864. De Afdeling heeft bij uitspraak van 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2359, overwogen dat de rechtspraak  waar de vreemdeling zich op beroept, moet worden verlaten als gevolg van het arrest van het Hof van Justitie van 30 november 2023, Ministero dell’Interno, ECLI:EU:C:2023:934. Wat verder ook zij van het betoog van de vreemdeling, kan dit alleen daarom al niet leiden tot een gegrond hoger beroep.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Toonen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2024
936