ECLI:NL:RVS:2024:2438
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over verblijfsrecht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 25 januari 2022 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat de vreemdelingen geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland hebben gehad en hen opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. Hiertegen hebben de vreemdelingen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 7 juli 2022 ongegrond verklaard. De vreemdelingen hebben vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 21 december 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de vreemdelingen geen verblijfsrecht hebben. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.