ECLI:NL:RVS:2024:2368
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 8 mei 2024 het beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarde. Dit besluit, genomen op 15 april 2024, weigerde de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in behandeling te nemen. De vreemdeling heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 juni 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtsvraag die aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord, en dat er geen aanleiding was om hier anders over te oordelen.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. V.V. Essenburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.I. Schipper, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2024.