ECLI:NL:RBDHA:2024:8255
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 8 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, een alleenstaande meerderjarige man, heeft aangevoerd dat er in België geen opvang voor hem beschikbaar is en dat hij eerder in België geen adequate zorg heeft ontvangen.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten van de EU geacht worden de grondrechten te respecteren. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die dit beginsel in zijn geval ondermijnen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan België een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank wijst erop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat België in het algemeen voldoet aan de verplichtingen onder het EU-recht, ondanks de druk op het opvangsysteem. Eiser's argumenten over zijn persoonlijke situatie en de opvang in België zijn niet voldoende om het interstatelijk vertrouwensbeginsel te weerleggen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 8 mei 2024.