ECLI:NL:RVS:2024:2358
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel
Op 10 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 18 december 2023 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank had op 15 februari 2024 het beroep van de vreemdeling tegen dit besluit ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.W.F. Noot, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 8 mei 2024 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdeling geen contact meer met hem heeft. Dit leidde de Afdeling tot de conclusie dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt en daarom geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda als voorzitter, bijgestaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. V.V. Essenburg als leden, en mr. T.W.A. Weber als griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 juni 2024.