ECLI:NL:RBDHA:2024:4003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.39701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Iraanse nationaliteit, had op 8 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Denemarken verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn verzoek. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat hij niet gehoord is over zijn bezwaren tegen de overdracht naar Denemarken. Eiser beweert dat hij nooit een uitnodiging voor een gehoor heeft ontvangen, terwijl verweerder stelt dat eiser niet is verschenen op twee uitnodigingen. De rechtbank concludeert dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld en dat eiser voldoende is geïnformeerd over zijn verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van verweerder om de aanvraag niet in behandeling te nemen, op goede gronden is genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39701

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Denemarken ervoor verantwoordelijk is.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, L. Moallemzadeh als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedag] 1988 en dat hij de Iraanse nationaliteit heeft. Op 8 oktober 2023 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 15 september 2015 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Denemarken. Verweerder heeft daarom op 15 november 2023 de Deense autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. [1] Op 22 november 2023 zijn zij hiermee akkoord gegaan. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Ten onrechte is hij niet gehoord over zijn bezwaren ten aanzien van een overdracht naar
Denemarken. Verweerder stelt dat eiser ondanks twee uitnodigingen, twee maal niet is verschenen voor het gehoor en leidt daaruit af dat hij geen bezwaren heeft tegen een overdracht. Eiser stelt echter nooit een uitnodiging te hebben ontvangen. Verweerder heeft door een besluit te nemen zonder een persoonlijk onderhoud met eiser, in strijd met artikel 5 Dvo gehandeld. Ook heeft verweerder niet in overeenstemming met artikel 4 Dvo [3] gehandeld omdat de informatie over het persoonlijk onderhoud niet schriftelijk is verstrekt in een voor hem begrijpelijke taal, en evenmin mondeling. Eiser heeft wel degelijk bezwaren tegen een overdracht. Hij is namelijk mishandeld door de Deense autoriteiten waarbij zijn gebit en tanden zeer ernstig zijn beschadigd. In Denemarken werd eiser hier niet voor behandeld. Daarnaast vreest eiser voor een jarenlange gevangenisstraf omdat hij zich nu al weken niet aan de meldplicht heeft gehouden. Ook heeft hij te maken met zeer ernstige psychische en verslavingsproblematiek. Een overdracht aan Denemarken zou daarom getuigen van onevenredige hardheid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Zorgvuldigheid
4. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit zorgvuldig en in overeenstemming met artikel 4 en 5 Dvo tot stand is gekomen en overweegt daartoe als volgt. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij de eerste uitnodiging voor het gehoor niet heeft ontvangen ondanks dat hij regelmatig zijn post heeft gecontroleerd. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat er verschillende wijzen bestaan van uitnodigen en dat hij niet kan achterhalen op welke wijze eiser de eerste keer is uitgenodigd. Hij stelt echter dat er geen aanwijzingen zijn dat het verslag van niet verschijnen van 17 oktober 2023, waarin staat dat eiser is uitgenodigd maar niet is verschenen, onjuist is. Daargelaten of eiser de eerste keer is uitgenodigd, is echter niet in geschil dat eiser een loopbrief heeft ontvangen en dat daarop in het Engels staat dat eiser op 21 oktober 2023 om half negen ’s ochtends een afspraak heeft voor een gehoor. Nu eiser ter zitting heeft verklaard dat hij een beetje Engels spreekt stelt de rechtbank vast dat eiser voldoende geïnformeerd is over zijn afspraak. De rechtbank volgt eisers standpunt daarom niet dat verweerder het persoonlijk onderhoud ten onrechte achterwege heeft gelaten. Verweerder heeft eiser namelijk wel degelijk uitgenodigd voor een gehoor in een voor eiser begrijpelijke taal. Eisers verklaring dat hij zich niet realiseerde dat dit een uitnodiging voor zijn asielgehoor betrof, is geen verschoonbare reden om zonder voorafgaande afmelding niet op een afspraak te verschijnen. In tegenstelling tot wat eiser stelt volgt noch uit artikel 5 Dvo noch uit verweerders beleid ten aanzien van de Dublinprocedure [4] dat verweerder gehouden is om eiser voor een tweede keer uit te nodigen. Gelet hierop is verweerders handelswijze ook in dat opzicht niet onzorgvuldig.
4.1.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verweerder eiser ook in de gelegenheid heeft gesteld om zijn bezwaren naar voren te brengen in een zienswijze. Dat eiser geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid komt voor zijn eigen rekening en risico. Dit geldt temeer nu de gemachtigde van eiser niet heeft gevraagd om uitstel voor het indienen van de zienswijze. Verweerder heeft eiser dan ook voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaren tegen een overdracht aan Denemarken naar voren te brengen.
Artikel 17 Dvo
5. Ten aanzien van de stelling dat verweerder gebruik had moeten maken van de discretionaire bevoegdheid die is neergelegd in artikel 17, eerste lid, Dvo merkt de rechtbank op dat de beoordeling van verweerder om van deze bevoegdheid gebruik te maken terughoudend getoetst moet worden. [5] Deze terughoudende toetsing laat onverlet dat de rechter de besluitvorming die tot het oordeel van verweerder heeft geleid, moet toetsen aan de eisen die het recht daaraan stelt, met name wat betreft de zorgvuldigheid en kenbaarheid van de motivering, maar staat eraan in de weg dat de rechter bij die toetsing zijn eigen oordeel in de plaats stelt van dat van verweerder.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding heeft hoeven zien om eisers aanvraag onverplicht aan zich te trekken. Eiser heeft met de overgelegde stukken op geen enkele wijze onderbouwd dat zijn tandproblemen het gevolg zijn van mishandeling door de Deense autoriteiten. Daarnaast volgt uit de informatie van Social Jura die eiser heeft overgelegd niet dat Deense wetgeving ten aanzien van vreemdelingenbewaring onrechtmatig is of dat eiser na overdracht aan Denemarken een jarenlange detentie riskeert. Uit het door eiser overgelegde patiëntendossier blijkt wel dat er sprake is van medische problematiek en verslavingsproblematiek. In deze omstandigheden heeft verweerder echter geen aanleiding hoeven zien om eisers aanvraag onverplicht in behandeling te nemen. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er namelijk op vertrouwen dat eiser in Denemarken hiervoor de gepaste medische behandeling zal ontvangen. Eiser heeft ook niet gemotiveerd dat Nederland het meest aangewezen land voor zijn behandeling is.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft eisers aanvraag op goede gronden niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen..

Voetnoten

1.Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening (Dvo).
2.Op grond van artikel 30, van de Dublinverordening (Dvo).
3.Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, Dvo in samenhang met artikel 4, tweede lid, Dvo.
4.Zie paragraaf C1/2.6 van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1666.