202400161/1/R3 en 202400266/1/R3
Datum uitspraak: 5 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de verzoeken van:
[verzoeker], gevestigd te [plaats],
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraken van de Afdeling van 15 november 2023, in zaak nr. 202304635/1/R3 (ECLI:NL:RVS:2023:4242) en zaak nr. 202205035/3/R3. Procesverloop
Bij uitspraak van 15 november 2023, in zaak nr. 202304635/1/R3 (ECLI:NL:RVS:2023:4242) heeft de Afdeling het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van de raad van de gemeente Hardenberg van 7 mei 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Balkbrug woningbouwlocatie Takens" en het besluit van het college van Hardenberg, waarbij omgevingsvergunningen zijn verleend voor de bouw van woningen op percelen aan de Takenshof en Meppelerweg, niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 15 november 2023, in zaak nr. 202205035/3/R3 heeft de Afdeling het verzet van [verzoeker] tegen de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023 in zaak nr. 202205035/2/R3 ongegrond verklaard.
[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht de uitspraken te herzien.
De Afdeling heeft de verzoeken op de zitting behandeld van 24 mei 2024, waar [verzoeker] is verschenen.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
Feiten en omstandigheden die aan al deze voorwaarden voldoen, worden nova genoemd. Alleen als sprake is van nova kan er aanleiding zijn om een onherroepelijke uitspraak te herzien.
De verzoeken
2. [verzoeker] betoogt dat de Afdeling in de uitspraken waarvan herziening wordt verzocht, niet heeft onderkend dat administratief beroep als bedoeld in artikel 115 van de Grondwet open staat tegen de hiervoor in het procesverloop genoemde besluiten. [verzoeker] verzoekt de Afdeling de besluiten alsnog te beoordelen, met inachtneming van artikel 115 van de Grondwet en het Beleidskader schorsing en vernietiging (Kamerstukken II, 2009-2010, 32389 nr. 5).
3. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld om een geschil waarin definitief is beslist, opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit bijzondere rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die eerder naar voren zijn gebracht of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw of alsnog naar voren te brengen en zo het debat te heropenen als eerder aangevoerde argumenten niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
4. Op de zitting heeft [verzoeker] erkend dat zijn verzoeken geen betrekking hebben op feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb. Omdat de verzoeken van [verzoeker] daarmee niet voldoen aan de voorwaarden in artikel 8:119 van de Awb, is er geen grond om de uitspraken te herzien.
Conclusie en proceskosten
5. De verzoeken van [verzoeker] moeten worden afgewezen.
6. De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Kemerink op Schiphorst-Hofman, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kemerink op Schiphorst-Hofman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024
933