ECLI:NL:RVS:2024:2296
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 17 november 2023. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft echter het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan door zijn toedoen. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de staatssecretaris bij besluit van 10 januari 2024 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingewilligd. De Afdeling heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen, omdat de staatssecretaris binnen een redelijke termijn van vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit heeft genomen.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de vreemdeling afgewezen, wat betekent dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 5 juni 2024 door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.