ECLI:NL:RVS:2024:2288
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 20 maart 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 26 februari 2024 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht geoordeeld en de motivering van de rechtbank wordt overgenomen. De Afdeling ziet geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en verklaart het hoger beroep ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.