202304896/1/A2.
Datum uitspraak: 29 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het college),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 16 februari 2023 heeft de examencommissie van het Instituut voor Bewegingsstudies van de Hogeschool Utrecht, namens het instellingsbestuur, aan [appellante] een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) gegeven voor de bacheloropleiding Fysiotherapie.
Bij beslissing van 13 juni 2023 heeft het college het daartegen door [appellante] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken overgelegd.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 mei 2024, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.D. Noorman, is verschenen. Verder is op de zitting de examencommissie, vertegenwoordigd door haar voorzitter dr. M. Angevaren, gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] is op 1 februari 2021 gestart met de deeltijd bacheloropleiding Fysiotherapie aan de Hogeschool Utrecht. Op 16 februari 2023 heeft zij een BNSA gekregen, omdat zij niet heeft voldaan aan de studievoortgangsnorm van vijftig nieuwe studiepunten. [appellante] heeft vijf nieuwe studiepunten behaald en daarnaast een vrijstelling ontvangen voor dertig studiepunten.
Besluitvorming
2. Aan de beslissing van 13 juni 2023 heeft het college ten grondslag gelegd dat [appellante] vijf nieuwe studiepunten van het propedeutische jaar heeft behaald, terwijl de studievoortgangsnorm vijftig studiepunten bedraagt. Het betoog van [appellante] dat zij niet aan de studievoortgangsnorm heeft kunnen voldoen vanwege persoonlijke omstandigheden heeft het college niet gevolgd. [appellante] heeft pas in november 2022 de studieloopbaanbegeleider geïnformeerd over het overlijden van een goede vriend in maart 2021. Hoewel het aannemelijk is dat deze omstandigheid een zekere impact heeft gehad op [appellante], kan volgens het college niet worden aangetoond dat deze persoonlijke omstandigheid heeft geleid tot de achterblijvende studievoortgang. [appellante] heeft namelijk ook in de periode voor en na het overlijden van deze vriend geen studievoortgang geboekt. [appellante] heeft verder geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij in juli 2021 ziek was en dat dit haar studievoortgang heeft belemmerd. Dit is daarnaast ook niet gemeld bij de studieloopbaanbegeleider. Van haar ziekte in april 2022 heeft zij wel tijdig melding gemaakt. Voor de twee toetsen die zij vanwege haar ziekte in deze periode niet heeft kunnen afleggen heeft zij herkansingen gekregen. Ook heeft zij extra toetstijd toegekend gekregen en toestemming gekregen om gebruik te maken van ‘Claroread’ vanwege haar oogaandoening. Het kan daarom niet worden aangetoond dat deze persoonlijke omstandigheden hebben geleid tot beperking van haar studievoortgang.
De foutieve koppeling aan het cohort van 2020 heeft volgens het college effect gehad op de studieprestaties van [appellante], maar zij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij hierdoor dusdanig is benadeeld dat zij daardoor de studievoortgangsnorm niet heeft kunnen halen. De door [appellante] aangevoerde problemen met het inschrijven voor cursussen heeft zij volgens het college onvoldoende onderbouwd.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Het beroep en de beoordeling daarvan
Studievoortgangsnorm
4. De Afdeling stelt voorop dat het college terecht heeft vastgesteld dat [appellante] niet voldoet aan de studievoortgangsnorm. De Afdeling licht dit hieronder nader toe.
4.1. Op grond van paragraaf 5.2 van de Onderwijs- en examenregeling (hierna: de OER) moet een student vijftig van de in totaal zestig studiepunten van het eerste studiejaar behalen om een positief studieadvies te krijgen. Studiepunten verkregen vanuit vrijstellingen tellen niet mee voor de studievoortgangsnorm. Dit betekent onder andere dat als een student meer dan tien studiepunten aan vrijstellingen heeft, hij of zij de gehele propedeuse met een positief resultaat moet afronden om een positief studieadvies te krijgen.
4.2. [appellante] heeft, zoals het college ter zitting nader heeft toegelicht, vanwege eerder behaalde studieresultaten bij een bacheloropleiding fysiotherapie aan een andere onderwijsinstelling, een vrijstelling gekregen voor in totaal dertig studiepunten van het eerste studiejaar. Dit betekent dat zij de overige dertig studiepunten van het eerste jaar moest behalen om een positief studieadvies te krijgen.
Voor het eerste studiejaar heeft [appellante], naast de verkregen vrijstellingen, vijf studiepunten behaald omdat zij de cursus ‘Professionele ontwikkeling’ met een positief resultaat heeft afgerond. Zij heeft ook twee van de drie toetsonderdelen van de cursus ‘Beweegzorg in de Wijk’ met een positief resultaat afgerond. Hiervoor heeft zij (nog) geen studiepunten gekregen omdat deze pas worden toegekend als alle onderdelen van de cursus met een positief resultaat zijn afgerond.
4.3. Bij uitspraak van vandaag (ECLI:NL:RVS:2024:2175) heeft de Afdeling het beroep van [appellante] tegen de beoordeling van het toetsonderdeel ‘Pitch’ van de cursus ‘Beweegzorg in de Wijk’ (hierna: de pitch) ongegrond verklaard. Dit betekent dat de (onvoldoende) beoordeling van de pitch met het cijfer 5 in stand blijft. Daarmee staat vast dat [appellante] niet alle drie de toetsonderdelen van de cursus ‘Beweegzorg in de Wijk’ met succes heeft afgerond. 4.4. Op het moment van de beslissing van 16 februari 2023 had [appellante] in totaal 35 studiepunten van het eerste jaar behaald, terwijl zij vanwege de verleende vrijstellingen zestig studiepunten had moeten halen om een positief studieadvies te krijgen. Zij voldoet daarom niet aan de studievoortgangsnorm.
Bijzondere (persoonlijke) omstandigheden
5. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of de door [appellante] aangevoerde bijzondere omstandigheden aanleiding hadden moeten zijn voor een uitgesteld studieadvies.
6. [appellante] voert allereerst aan dat zij in haar studievoortgang is belemmerd door de juridische procedure rondom haar bindend (negatief) studieadvies. Zij wijst erop dat zij in november 2022 administratief beroep heeft ingesteld tegen de afwijzingen van een extra herkansing voor drie vakken. Het college heeft uiteindelijk pas in juni 2023 een beslissing genomen, tegelijkertijd met de beslissing over haar BNSA.
6.1. Bij een beslissing over het bindend studieadvies worden op grond van paragraaf 5.2 van de OER alleen studieresultaten uit de propedeuse betrokken. De drie vakken waarvoor [appellante] een extra herkansing heeft gevraagd, zijn vakken uit het tweede studiejaar. De Afdeling begrijpt dat [appellante] graag eerder duidelijkheid had gehad over deze drie herkansingen. Dit neemt echter niet weg dat de gestelde belemmering van de studievoortgang, wat hiervan ook zij, niet van invloed is geweest op de beslissing om haar een BNSA te geven.
6.2. Het betoog slaagt niet.
7. [appellante] heeft verder aangevoerd dat niet alle documenten die zij heeft overgelegd zijn meegenomen tijdens de behandeling van haar administratief beroep. Dit betreft een door haar gemaakte situatieschets van een toetsmoment ‘Pitch’ voor de cursus ‘Beweegzorg in de Wijk’.
7.1. De Afdeling is in rechtsoverweging 4.2 van de hierboven genoemde uitspraak ingegaan op de door [appellante] overgelegde situatieschetsen. Deze beroepsgrond behoeft hier daarom geen verdere bespreking.
8. Ook wat [appellante] in beroep voor het overige heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college haar geen BNSA kon geven.
Slotsom
9. Het beroep is ongegrond
10. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024
705-1064
Wettelijk kader
Onderwijs en examenregeling 2022-2023
5.2 Tijdstip en norm bindend studieadvies
(…)
De examencommissie baseert het studieadvies op het door jou behaalde aantal studiepunten in de propedeuse. Is dit 50 of meer, dan krijg je een positief studieadvies. Bij minder dan 50 studiepunten krijg je een negatief bindend studieadvies en mag je niet verder met deze opleiding bij de HU. Als het bindend studieadvies ook geldt voor andere opleidingen bij de HU met een gelijke propedeuse, dan staat dat in de studiegids vermeld. Voor de berekening van het aantal punten tellen alleen de studiepunten mee die je in dat jaar hebt behaald. Vrijstellingen tellen niet mee. Als je hierdoor geen 50 studiepunten in de propedeuse kunt behalen, dan zal je de hele propedeuse moeten hebben afgerond om een positief advies te krijgen.
(…)