ECLI:NL:RVS:2024:2105
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
Op 22 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 19 februari 2024 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.E. Muller, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 15 april 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en hoefde de staatssecretaris geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van de rechtbank en bevestigt dat de afwijzing van de aanvraag voor de verblijfsvergunning asiel terecht was. De voorzieningenrechter, mr. B. Meijer, heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, waarbij mr. W.M. Vos als griffier aanwezig was.