ECLI:NL:RBDHA:2024:7886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
NL24.7166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van nationaliteit en identiteit van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 17 september 2022 een asielaanvraag indiende, kreeg op 19 februari 2024 een terugkeerbesluit en een inreisverbod van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt het beroep op 12 april 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser heeft een Keniaans paspoort overgelegd, dat door de Koninklijke Marechaussee als echt is beoordeeld. Eiser stelt dat hij Somalisch is en dat hij het Keniaanse paspoort heeft verkregen om te kunnen reizen. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat het Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen en dat zijn asielrelaas over problemen in Somalië niet geloofwaardig is. De rechtbank volgt de staatssecretaris in deze beoordeling en stelt vast dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen.

De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat de bewijslast bij de vreemdeling ligt om aan te tonen dat een paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zijn Keniaanse nationaliteit niet heeft en heeft onvoldoende inspanning geleverd om bewijs van de Keniaanse autoriteiten te verkrijgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7166

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. L.J.K. Hu).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag). Eiser heeft op 17 september 2022 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 19 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft de staatssecretaris tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd en eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
2. De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
5. Eiser is Nederland ingereisd met een Keniaans paspoort. De Koninklijke Marechaussee heeft het door eiser overgelegde Keniaans paspoort onderzocht en echt bevonden. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat zijn echte nationaliteit de Somalische nationaliteit is, maar dat hij een Keniaans paspoort heeft verkregen om te kunnen reizen met een document. Eiser heeft verklaard dat hij Somalisch is en dat hij het Keniaanse paspoort tegen betaling heeft geregeld in 2021. Eiser heeft ook een echt bevonden Somalisch paspoort overgelegd. Eind 2021 is eiser vanuit Kenia naar Turkije gereisd. Hij heeft toen geprobeerd door te reizen naar Europa, maar dit is niet gelukt. Volgens eiser hebben de Turkse autoriteiten hem opgepakt, gedetineerd en uiteindelijk uitgezet naar Kenia. In Kenia is eiser vervolgens weer gedetineerd. Na 19 dagen is eiser, tegen betaling, vrijgelaten. Daarna is eiser vanuit Kenia vertrokken en via tussenstops in Qatar en Istanbul in Nederland terecht gekomen.
Het asielrelaas
6. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij uit Somalië is gevlucht, omdat een familielid (de man van eisers zus) een hoge functionaris was bij de nationale veiligheidsdienst in Somalië, waardoor Al Shabaab achter hen aan zat. Al Shabaab heeft eisers broer vermoord en gezworen om meer mensen van de familie te vermoorden. Eiser is terecht gekomen in Kenia. Hij heeft Kenia verlaten, omdat hij daar geen werk had, niet kon leven en Kenia zijn land niet is. Volgens eiser is hij in Kenia mishandeld en gedetineerd na zijn uitzetting door de Turkse autoriteiten.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Ondervonden problemen in Kenia na uitzetting door Turkije.
8. De staatssecretaris vindt de Keniaanse nationaliteit en identiteit van eiser geloofwaardig. Volgens de staatssecretaris heeft eiser niet aangetoond dat hij zijn Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen. De staatssecretaris vindt verder de gestelde herkomst van eiser niet geloofwaardig, omdat niet eenduidig vaststaat waar en wanneer eiser mogelijk in Somalië heeft verbleven. Volgens de staatssecretaris komt dit voor rekening en risico van eiser, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij zijn Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen. Bij de behandeling van de asielaanvraag is de staatssecretaris er dus van uitgegaan dat eiser (in ieder geval) de Keniaanse nationaliteit heeft. Hij heeft zich daarom bij de beoordeling van het asielrelaas beperkt tot de gestelde vrees bij terugkeer naar Kenia en is niet ingegaan op het asielrelaas van eiser over problemen in Somalië, omdat eiser zich kan onttrekken aan eventuele problemen in Somalië. De staatssecretaris vindt de gestelde ondervonden problemen van eiser in Kenia na uitzetting door Turkije niet geloofwaardig.
9. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser de minister heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit. Zo heeft eiser twee echt bevonden paspoorten overgelegd met daarin verschillende persoonsgegevens, aldus de staatssecretaris.
De beroepsgronden
10. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte niet volgt dat hij de Keniaanse nationaliteit frauduleus heeft verkregen. Eiser betwist dat hij hier vaag en summier over heeft verklaard. Eiser stelt in zijn aanvullende gronden van beroep dat hij contact heeft gehad met de Keniaanse ambassade, maar toen te horen kreeg dat de ambassade geen antwoord geeft op de vraag of hij wel of niet beschikt over de Keniaanse nationaliteit. Eiser stelt ook dat de staatssecretaris onvoldoende is ingegaan op wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd. Volgens eiser is de staatssecretaris verder ten onrechte niet ingegaan op zijn problemen in Somalië. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris de ondervonden problemen in Kenia na uitzetting door Turkije ten onrechte niet geloofwaardig vindt. Eiser verwijst voor wat betreft het kennelijk ongegrond verklaren van zijn asielaanvraag, het uitvaardigen van het terugkeerbesluit en het opleggen van het inreisverbod naar wat hij hierover in de zienswijze heeft aangevoerd.
Nationaliteit
11. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraak van 14 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1071) het toetsingskader bij de beoordeling van de nationaliteit van een vreemdeling uiteengezet. De Afdeling heeft in deze uitspraak als volgt overwogen:

Het toetsingskader

3. Bij de beoordeling van persoonsgegevens en de nationaliteit van een vreemdeling, mag de staatssecretaris in beginsel uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort. Als een vreemdeling stelt dat dat paspoort, of bepaalde daarin vermelde gegevens, toch buiten beschouwing moeten worden gelaten, moet hij aannemelijk maken dat dat paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 6 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2270, onder 2.1. De Afdeling ziet geen reden om van het uitgangspunt af te wijken dat in dergelijke situaties de bewijslast in de eerste plaats bij de vreemdeling ligt. Hieronder werkt de Afdeling uit wat van een vreemdeling mag worden verwacht om aannemelijk te maken dat een paspoort op frauduleuze wijze is verkregen en wanneer de staatssecretaris nader onderzoek moet doen.

3.1.
Daarbij betrekt de Afdeling de verplichtingen voor een vreemdeling en de staatssecretaris die volgen uit artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn. Uit deze bepaling vloeit voort dat een vreemdeling alle elementen ter staving van het asielverzoek zo spoedig mogelijk moet indienen en dat de staatssecretaris in voorkomend geval actief met hem moet samenwerken om deze elementen aan te vullen. Daarbij is van belang dat de staatssecretaris vaak gemakkelijker toegang heeft tot bepaalde soorten documenten dan de vreemdeling. De Afdeling wijst op het arrest van het Hof van Justitie van 29 juni 2023, X, ECLI:EU:C:2023:523, punt 48.
Stap 1 - wat mag van een vreemdeling worden verwacht?
4. Het ligt in de eerste plaats op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Ter zitting heeft de staatssecretaris terecht betoogd dat de vraag of een dergelijk paspoort op frauduleuze wijze is verkregen een vraag is die, eventueel mede op basis van bij de vreemdeling bekende feiten en omstandigheden over de verkrijging daarvan, bij uitstek kan worden beantwoord door de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven. De Afdeling is daarom van oordeel dat in deze gevallen van een vreemdeling mag worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van die autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Dit kan een vreemdeling vanuit Nederland bijvoorbeeld doen door contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Hierbij mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.
4.1.
Over het zoeken van contact met de Keniaanse autoriteiten heeft de vreemdeling in de voorliggende zaak betoogd dat hij zich daarmee blootstelt aan mogelijke strafrechtelijke vervolging, omdat in Kenia op paspoortfraude zeven jaar gevangenisstraf staat. Dat zou volgens hem strijd opleveren met het nemo tenetur-beginsel (het beginsel dat niemand hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling). Daargelaten de vraag of van deze strijdigheid ook inderdaad sprake is, kan dit betoog de vreemdeling niet baten. De voorliggende zaak gaat over de vraag of de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. De vreemdeling heeft niet toegelicht waarom een eventuele strafrechtelijke vervolging voor paspoortfraude zou maken dat hij bij terugkeer naar Kenia een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest.
4.2.
Als de autoriteiten van het land dat een paspoort heeft afgegeven, bevestigen dat een vreemdeling dat paspoort op rechtmatige wijze heeft verkregen of de op dat paspoort vermelde nationaliteit heeft, mag de staatssecretaris uitgaan van die nationaliteit. Als zij ontkennen dat de vreemdeling het paspoort op rechtmatige wijze heeft verkregen of dat hij de op dat paspoort vermelde nationaliteit heeft, mag de staatssecretaris niet op basis van het paspoort uitgaan van die nationaliteit.
Stap 2 - wanneer moet de staatssecretaris in actie komen?
5. Als een vreemdeling een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit, maar daar desondanks niet in is geslaagd, is het aan de staatssecretaris om die autoriteiten te benaderen. De reactie die de staatssecretaris krijgt van de autoriteiten, bepaalt hoe hij de aanvraag verder moet beoordelen (zie wat onder 4.2 is overwogen).
5.1.
Hierbij merkt de Afdeling op dat de staatsecretaris onder de geldende privacyregelgeving geen navraag kan doen bij de betreffende autoriteiten als de vreemdeling daarvoor geen toestemming geeft. Als een vreemdeling daarvoor toestemming weigert te geven, betekent dat dus dat de staatsecretaris in dit opzicht geen invulling kan geven aan de samenwerkingsverplichting. Ook dan mag de staatssecretaris bij de beoordeling van de asielaanvraag uitgaan van de op het paspoort vermelde nationaliteit.
Stap 3 - integrale beoordeling
6. Als ook de staatssecretaris geen reactie krijgt van de autoriteiten mag hij niet zonder meer uitgaan van de in het paspoort vermelde nationaliteit. Hij moet de asielaanvraag dan beoordelen aan de hand van alle relevante omstandigheden, de door de vreemdeling overgelegde documenten en algemene informatie, en de verklaringen van de vreemdeling. Hierbij moet hij ook artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn, omgezet in artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000, betrekken.’
12. Uit hiervoor geciteerde uitspraak van de Afdeling volgt dat van eiser mag worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de Keniaanse autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij zijn Keniaanse paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of eiser als hun onderdaan beschouwen. Eiser heeft dit niet gedaan. Hij stelt in zijn aanvullende gronden van beroep weliswaar dat hij contact heeft gehad met de Keniaanse autoriteiten en de Keniaanse ambassade geen antwoord geeft op de vraag of hij al dan niet beschikt over de Keniaanse nationaliteit, maar eiser heeft dit in zijn geheel niet (schriftelijk) onderbouwd. Ook ter zitting is eiser niet in staat gebleken om de toegezegde screenshot met de telefoongegevens van de ambassade te overleggen. Ook al zou eiser een dergelijke screenshot hebben getoond, dan zou daaruit niet méér blijken dan dat hij heeft ingebeld naar de ambassade. Niet dat hij daadwerkelijk een gesprek heeft gevoerd en wat de inhoud van dat gesprek was. Eiser heeft ter zitting verklaard dat dit telefonische contact dateert van een maand geleden. Niet is gebleken dat eiser nogmaals pogingen heeft ondernomen om van de Keniaanse autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij zijn paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of eiser als hun onderdaan beschouwen. Reeds omdat eiser onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring van de Keniaanse autoriteiten te verkrijgen, mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat eiser (in ieder geval) de nationaliteit heeft die op het Keniaanse paspoort is vermeld. De staatssecretaris heeft dit in het bestreden besluit, dat dateert van vóór de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024, ook voldoende en in lijn met de jurisprudentie gemotiveerd. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser terecht beperkt tot de gestelde vrees bij terugkeer naar Kenia en hoefde hij niet in te gaan op eisers gestelde problemen in Somalië, nu eiser zich kan onttrekken aan eventuele problemen in Somalië.
13. De verwijzing van eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch van 12 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3352 kan niet slagen, reeds omdat eiser niet heeft toegelicht waarom hij naar deze uitspraak heeft verwezen.
14. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
Ondervonden problemen in Kenia na uitzetting door Turkije
15. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de staatssecretaris de ondervonden problemen van eiser in Kenia na uitzetting door Turkije niet ten onrechte niet geloofwaardig.
16. Eiser heeft verklaard dat de Turkse autoriteiten, toen zij hem wilde uitzetten naar Kenia, eerst hebben overlegd met de Keniaanse autoriteiten en dat de Keniaanse autoriteiten toen hebben aangegeven dat eiser niet de Keniaanse nationaliteit zou hebben. De staatssecretaris stelt terecht dat deze conclusie tegenstrijdig is met eisers stelling dat hij desondanks naar Kenia is uitgezet. Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat de Turkse autoriteiten vreemdelingen uitzetten naar landen waar zij niet de nationaliteit van hebben. Eiser heeft bovendien niet onderbouwd dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft en dat hij gedetineerd is geweest in Kenia.
17. De staatssecretaris stelt verder niet ten onrechte dat eiser vaag en summier heeft verklaard over zijn detentie in Kenia. Zo heeft eiser niet kunnen verklaren in welke gevangenis hij verbleef in Nairobi en wist hij geen namen van personen met wie hij tijdens zijn detentie in contact is geweest. Ook heeft eiser niet kunnen verklaren wat de precieze reden van zijn detentie was en hoe lang de gevangenisstraf was die boven zijn hoofd hing. De stelling dat eiser misschien wel is gedetineerd omdat hij een frauduleus verkregen paspoort had is, zoals de staatssecretaris niet ten onrechte stelt, enkel een speculatief vermoeden dat niet kan overtuigen, temeer eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij niets wist over een eventuele aanklacht. De staatssecretaris heeft aan de (aanvullende) verklaringen die eiser in zijn aanvullende gronden van beroep heeft gegeven niet de waarde hoeven hechten die eiser hieraan gehecht wenst te zien. Verwacht mag worden dat eiser tijdens zijn gehoren uitgebreider kon verklaren dan hij heeft gedaan.
18. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt niet.
Afwijzen als kennelijk ongegrond, terugkeerbesluit en inreisverbod
19. Eiser heeft in de gronden van beroep over het afwijzen van zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond, het uitvaardigen van een terugkeerbesluit en het opleggen van een inreisverbod verwezen naar wat daarover in de zienswijze is opgenomen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in het bestreden besluit gemotiveerd op de zienswijze van eiser heeft gereageerd. Met het enkel verwijzen naar de zienswijze heeft eiser het bestreden besluit ten aanzien daarvan de voornoemde punten niet gemotiveerd bestreden. Het beroep van eiser kan daarom ook in zoverre niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.

Conclusie en gevolgen

20. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.