ECLI:NL:RVS:2024:2089

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
202306488/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door de deken van de Orde van Advocaten Limburg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 september 2023, waarin het verzet van [appellant] tegen een eerdere uitspraak ongegrond werd verklaard. De achtergrond van de zaak ligt in een klacht die [appellant] had ingediend tegen een advocaat, waarop de deken van de Orde van Advocaten Limburg op 29 september 2022 reageerde. De deken verklaarde op 16 februari 2023 het bezwaar van [appellant] tegen deze reactie niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft vervolgens op 6 juni 2023 het beroep van [appellant] kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen griffierecht had betaald. Dit verzet werd op 27 september 2023 door de rechtbank ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep van [appellant]. Tijdens de zitting op 26 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Afdeling oordeelde dat er geen redenen waren om het appèlverbod, zoals vastgelegd in artikel 8:104 van de Awb, te doorbreken. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en besliste dat de deken geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202306488/1/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 september 2023 in zaak nr. 23/963 in het geding tussen:
[appellant]
en
de deken van de Orde van Advocaten Limburg.
Procesverloop
Bij brief van 29 september 2022 heeft de deken gereageerd op een klacht van [appellant] tegen een advocaat.
Bij besluit van 16 februari 2023 heeft de deken het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 september 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen gedane verzet ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2024, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van 6 juni 2023 heeft de rechtbank buiten zitting het beroep van [appellant] kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen griffierecht heeft betaald voor de behandeling van het beroep. Volgens de rechtbank is daarbij niet gebleken dat [appellant] een goede reden heeft gehad voor het niet betalen van het griffierecht. Het verzet dat [appellant] daartegen heeft gedaan, heeft de rechtbank bij uitspraak van 27 september 2023 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
2.       Op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank die strekt tot ongegrondverklaring van het verzet. Dit zogeheten appèlverbod kan in bijzondere gevallen worden doorbroken. Daartoe bestaat alleen aanleiding als met het doen van de aangevallen uitspraak beginselen van een goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen op zodanige wijze zijn geschonden, dat geoordeeld moet worden dat geen eerlijk proces heeft plaatsgevonden. Ook kan hiervoor grond bestaan, als de rechtbank de zaak ten onrechte heeft aangemerkt als een zaak die onder het appelverbod valt door een onjuiste grondslag voor haar uitspraak aan te wijzen. Vergelijk daarvoor de uitspraak van de Afdeling van 18 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2238.
3.       De Afdeling is van oordeel dat in dit geval geen redenen bestaan om het appèlverbod te doorbreken. De Afdeling zal zich daarom onbevoegd verklaren om van het hoger beroep kennis te nemen.
4.       De deken hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Renkema, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Renkema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024
1071