ECLI:NL:RVS:2014:2238
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H. van Kreveld
- J. de Vries
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Rotterdam
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep van [appellant] tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het Commissariaat voor de Media niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had eerder op 29 maart 2013 deze niet-ontvankelijkheid vastgesteld en op 19 september 2013 het verzet van [appellant] ongegrond verklaard. Tegen deze laatste uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 3 juni 2014, waarbij [appellant] en vertegenwoordigers van het Commissariaat voor de Media aanwezig waren. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de vraag of de Afdeling bevoegd is om het hoger beroep te behandelen. De Afdeling stelt vast dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank een uitspraak is waartegen ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep kan worden ingesteld, zoals bepaald in artikel 8:104, tweede lid.
[appellant] betoogt dat er toch aanleiding is voor de Afdeling om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat de rechtbank in haar uitspraak op verzet geen beslissing heeft genomen op een verzoek om schadevergoeding en de uitspraak ondeugdelijk gemotiveerd zou zijn. De Afdeling oordeelt echter dat [appellant] niet voldoende heeft aangetoond dat de rechtbank beginselen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden. De Afdeling verklaart zich uiteindelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling af.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2014.