ECLI:NL:RVS:2024:2066
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 16 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 18 april 2023 niet in behandeling was genomen. De rechtbank had op 29 november 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit moest worden genomen met inachtneming van de uitspraak.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. In de overwegingen van de Raad van State werd een rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor België behandeld, waarbij verwezen werd naar een eerdere uitspraak van 13 maart 2024. De Afdeling concludeerde dat de grief van de staatssecretaris slaagde en dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard. De staatssecretaris was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en de relevante overwegingen met betrekking tot asielaanvragen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beslissing werd vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. D.I. Schipper, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.