ECLI:NL:RVS:2024:1990
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- J.H. van Breda
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing bescherming op grond van Richtlijn 2001/55/EG
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 21 november 2022 hebben vastgesteld dat zij niet in aanmerking komen voor bescherming op grond van Richtlijn 2001/55/EG. De vreemdelingen hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de staatssecretaris heeft deze bezwaren op 25 oktober 2023 ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. R.H.T. van Boxmeer, advocaat te 's-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 april 2024, waarin de rechtbank de beroepen van de vreemdelingen ongegrond heeft verklaard.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 mei 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de vreemdelingen niet in aanmerking komen voor bescherming. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.