ECLI:NL:RVS:2024:1986

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
12 mei 2024
Zaaknummer
202305107/5/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Wormerweg 27, Westbeemster wegens negatieve gevolgen voor natuur en werelderfgoed

Op 14 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (MOB) en de raad van de gemeente Purmerend. MOB had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen het bestemmingsplan "Wormerweg 27, Westbeemster", dat op 29 juni 2023 door de raad was vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de vergroting van het agrarische bouwvlak op het perceel Wormerweg 27, waar een vennootschap een opslagloods en sleufsilo's wil bouwen. MOB vreest dat deze ontwikkelingen negatieve gevolgen hebben voor de natuur, het milieu en de omwonenden, en dat het bestemmingsplan de kernkwaliteiten van het werelderfgoed Droogmakerij de Beemster aantast.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan niet alleen de bouw van de opslagloods en sleufsilo's mogelijk maakt, maar ook andere agrarische activiteiten, wat volgens MOB niet in lijn is met de oorspronkelijke bedoeling van de raad. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij schorsing van het bestemmingsplan, omdat de gevolgen van de bouw onomkeerbaar kunnen zijn. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestemmingsplan te schorsen, voor zover dat niet al was geschorst op basis van een eerdere uitspraak van 6 december 2023.

De raad van de gemeente Purmerend is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van MOB, die in totaal € 1.775,79 bedragen, en moet ook het griffierecht van € 365,00 vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral wanneer deze mogelijk in strijd zijn met de bescherming van natuur en cultureel erfgoed.

Uitspraak

202305107/5/R1.
Datum uitspraak: 14 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en anderen (hierna samen en in enkelvoud: MOB), statutair gevestigd te Nijmegen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Purmerend,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Wormerweg 27, Westbeemster" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft MOB beroep ingesteld.
Bij besluit van 29 februari 2024 heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd vastgesteld.
MOB heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
MOB, de raad en [vennootschap] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 mei 2024, waar MOB, vertegenwoordigd door mr. A. Franken van Bloemendaal, advocaat te Amsterdam, en mr. D. Delibes, advocaat te Den Haag, die via een videoverbinding heeft deelgenomen, en de raad, vertegenwoordigd door M.C. Deinum en T.J.W. Bult, zijn verschenen. Ook is ter zitting [vennootschap], vertegenwoordigd door mr. S. Oord, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, [vennoot A] en [vennoot B], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 29 juni 2023 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.
3.       Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1174, blijft op een gewijzigd of nieuw besluit het recht, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing.
Dat betekent in dit geval dat op het besluit van 29 februari 2024 ook het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing is.
4.       Het bestemmingsplan biedt een planologische regeling voor vergroting van het agrarische bouwvlak op het perceel Wormerweg 27 in Westbeemster. [vennootschap] is initiatiefnemer. [vennootschap] exploiteert vijf melkveebedrijven en wil op het perceel een extra opslagloods bouwen voor de opslag van machines en werktuigen. Daarnaast wil het bedrijf drie sleufsilo’s bouwen voor de opslag van ruwvoer. MOB vreest voor negatieve gevolgen voor natuur, milieu en omwonenden. Ook vreest zij dat het bestemmingsplan de uitzonderlijke waarden van werelderfgoed Droogmakerij de Beemster aantast en onvoldoende regels bevat gericht op instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten van het werelderfgoed.
5.       Bij uitspraak van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4505, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 29 juni 2023 geschorst, voor zover het betreft het plandeel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer" op het achterste deel van het perceel Wormerweg 27. Op dat plandeel is [vennootschap] voornemens om de sleufsilo’s te realiseren.
6.       MOB verzoekt nu om schorsing van het plandeel rechts van de op de verbeelding zichtbare onderbroken lijn, waar de loods is voorzien. Volgens haar heeft de voorzieningenrechter in de uitspraak van 6 december 2023 haar verzoek te beperkt opgevat, in die zin dat zij ook schorsing wenst van het deel waar de loods is voorzien en haar beroepsgronden ook op dat deel betrekking hebben.
7.       Het college van burgemeester en wethouders van Purmerend heeft op 6 maart 2024 een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een loods ten behoeve van opslag van oogstproducten en landbouwmachines op de gronden ter hoogte van het niet geschorste deel van het bestemmingsplan. MOB heeft aangegeven bezwaar te maken tegen de verleende omgevingsvergunning.
Gelet op de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie, die onder meer is neergelegd in de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0510, heeft MOB spoedeisend belang bij schorsing van het bestemmingsplan, voor zover dat niet is getroffen door de uitspraak van 6 december 2023. Als het bestemmingsplan immers in werking blijft en als het college een besluit zou nemen op het bezwaar tegen het besluit van 6 maart 2024, dan vormt het bestemmingsplan daarbij het toetsingskader en kan een latere vernietiging van het bestemmingsplan door de Afdeling daaraan niet afdoen.
8.       MOB betoogt in beroep dat het bestemmingsplan onder meer in strijd is met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, de Omgevingsverordening NH2020, de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie en het Ruimtelijk kwaliteitskader "Beemster erven is WereldERFgoed, Ruimtelijk kwaliteitskader voor het Beemster erf". Dit omdat het plan volgens MOB de uitzonderlijke universele waarden van het werelderfgoed aantast en onvoldoende regels bevat gericht op instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten. Ter onderbouwing van deze beroepsgrond heeft zij stukken van erfgoeddeskundige Erfgoed Praktijk overgelegd. Kort gezegd tast het bestemmingsplan volgens deze stukken onder meer de kernkwaliteit grote openheid aan, waar het (landschap)architectonische geheel van droogmakerij De Beemster uit bestaat. Ook is het plan in strijd met vele kernkwaliteiten uit het Ruimtelijk kwaliteitskader, waarmee het plan een aantasting vormt voor het Beemster landschap op het niveau van het boerenerf, zo stelt MOB onder verwijzing naar deze stukken.
8.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de Beemster primair een landbouwgebied is en een ontwikkeling op een agrarisch erf er niet direct toe leidt dat de kernkwaliteiten van het werelderfgoed worden aangetast. Volgens de raad moet de kernkwaliteit van de openheid van het landschap worden gezien op een bepaald abstractieniveau. Ook wijst de raad erop dat de door [vennootschap] gewenste bebouwing niet leidt tot aantasting van het zicht vanaf de kopse kant van het perceel aan de zijde van de Wormerweg, waar het erf op is georiënteerd.
8.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de door [vennootschap] gewenste bebouwing wel, zoals MOB stelt, zichtbaar zal zijn vanaf de Volgerweg. Het staat ook vast dat de bebouwing als gevolg van het bestemmingsplan zal kunnen toenemen en verder naar achteren in het open landschap zal komen te liggen. De vraag hoe dit zich verhoudt tot wat door MOB in beroep is aangevoerd over de aantasting van de kernkwaliteiten van het werelderfgoed kan in deze procedure over een voorlopige voorziening niet worden beantwoord. Alleen de bodemprocedure leent zich ervoor om een inhoudelijk oordeel te geven. Zoals hiervoor uiteengezet kan het college op elk moment een besluit op bezwaar nemen over de aan [vennootschap] verleende omgevingsvergunning voor de loods. Als het bestemmingsplan in werking blijft vormt dit het toetsingskader en kan een latere vernietiging van het bestemmingsplan, bijvoorbeeld vanwege het door MOB gestelde over de kernkwaliteiten, daaraan niet afdoen. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen ziet de voorzieningenrechter daarom aanleiding het verzoek in zoverre in te willigen.
9.       MOB betoogt verder onder meer dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsplan ruimer zijn dan wat de bedoeling is van de raad. Deze maximale planologische invulling heeft gevolgen voor de onderbouwing van diverse onderzoeksrapporten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen, zoals het stikstofdepositieonderzoek. Volgens MOB is niet geborgd dat de gronden alleen gebruikt worden voor opslag van machines en werktuigen. Het bestemmingsplan laat een ruimer gebruik toe. Zo mag er in het nieuwe bouwvlak tot maximaal 10 m hoog worden gebouwd ten behoeve van de agrarische bestemming, dus niet alleen sleufsilo’s en een opslagloods. Hierdoor is het stallen van vee niet uitgesloten. Op de plek waarop de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer" rust geldt geen maximale bouwhoogte. Ook zijn de begrippen "opslag" en "opslag van ruwvoer" niet gedefinieerd, zodat volgens MOB onduidelijk is wat daar precies onder moet worden verstaan.
9.1.    De raad heeft toegelicht dat de activiteiten op het perceel niet veranderen als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Dit zou strijdig zijn met de anterieure overeenkomst die met [vennootschap] is gesloten, waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierin is bepaald dat de overeenkomst is gesloten ten behoeve van een opslagloods en sleufsilo’s, niet ten behoeve van een extra stal. Het bestemmingsplan maakt volgens de raad ook niet mogelijk dat er meer dieren op het perceel mogen worden gehouden dan in de huidige situatie. Voor wijziging van de dieraantallen is een nieuwe omgevingsvergunning nodig voor het veranderen van een inrichting en die is door [vennootschap] niet aangevraagd, zo stelt de raad.
9.2.    In paragraaf 2.2.1 van de toelichting op het bestemmingsplan is vermeld dat ter plaatse een loods wordt gerealiseerd van 21,80 m breed en 60,4 m lang. Dit betreft een oppervlakte van 1.316,72 m2. De loods krijgt een goothoogte van 4,5 m en een bouwhoogte van 8,43 m. Over de sleufsilo’s staat er in de toelichting dat deze elk 15 m breed en 61,12 m lang worden. De oppervlakte per sleufsilo betreft 916,8 m2. De wanden van de sleufsilo’s worden 2 m hoog.
De voorzieningenrechter kan MOB volgen in haar stelling dat de maatvoering van de in de toelichting op het bestemmingsplan beschreven loods en sleufsilo’s niet zijn vastgelegd in de planregels. Zo is de op de verbeelding aangegeven maatvoering voor het deel van het bouwvlak rechts van de onderbroken lijn, een maximum bouwhoogte van 10 m en een maximum goothoogte van 5,5 m. Daarmee is dit ruimer dan de volgens de toelichting gewenste maatvoering van de loods. Daarbij komt dat uit de verbeelding en de planregels volgt dat er ook andere bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak ten behoeve van de agrarische bestemming, mits wordt voldaan aan de bouwregels. De maximale planologische invulling van het nieuwe bouwvlak waar het bestemmingsplan in voorziet is daarmee wat bouw- en gebruiksmogelijkheden betreft ruimer dan de bedoeling lijkt te zijn van de raad, gelet op wat er in de toelichting hierover staat, en ook ruimer dan waar de onderzoeken, die ten grondslag liggen aan het plan, van uitgaan. Om in zoverre onomkeerbare gevolgen te voorkomen ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek ook op dit punt in te willigen.
10.     Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de hierna te vermelden voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter schorst het bestemmingsplan, zoals vastgesteld bij besluiten van 29 juni 2023 en 29 februari 2024, voor zover die niet al zijn geschorst op grond van de uitspraak van 6 december 2023.
11.     De raad moet de proceskosten van MOB vergoeden.
Voor zover MOB heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten voor een deskundigenrapport, overweegt de voorzieningenrechter dat een deskundigenrapport niet van betekenis is geweest voor de beslissing op het verzoek. Die kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Purmerend van 29 juni 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Wormerweg 27, Westbeemster", voor zover dat niet al is geschorst op grond van de uitspraak van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4505;
II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Purmerend van 29 februari 2024 waarbij het bestemmingsplan "Wormerweg 27, Westbeemster" opnieuw, gewijzigd is vastgesteld, voor zover dat niet al is geschorst op grond van de uitspraak van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4505;
III.      veroordeelt de raad van de gemeente Purmerend tot vergoeding van bij Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.775,79, waarvan € 1.750,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IV.     gelast dat de raad van de gemeente Purmerend aan Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Janse, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Janse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2024
855