ECLI:NL:RVS:2024:1907

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
202400747/5/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsdocument

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 mei 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening door een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd op 12 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard op 16 oktober 2023. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om het gevraagde document binnen twee weken af te geven. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter had eerder op 29 februari 2024 al bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De vreemdeling verzocht nu om een arbeidsmarktaantekening in haar paspoort, zodat zij kon werken in afwachting van de beslissing op het hoger beroep. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het verzoek van de vreemdeling niet kon worden toegewezen, omdat de staatssecretaris geen verblijfsdocument hoefde te verstrekken op basis van de eerdere uitspraak. Het verzoek werd afgewezen en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202400747/5/V1.
Datum uitspraak: 3 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) van [de vreemdeling], verzoekster, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 januari 2024 in zaak nr. 23/12266 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om de vreemdeling binnen twee weken in het bezit te stellen van het gevraagde document.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:867, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist, en het verzoek van de vreemdeling afgewezen.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend en heeft de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij een arbeidsmarktaantekening in haar paspoort krijgt, zodat zij kan werken totdat de Afdeling op het hoger beroep van de staatssecretaris heeft beslist.
2.       De voorzieningenrechter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van de staatssecretaris bij uitspraak van 29 februari 2024 toegewezen. Dat betekent dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren, totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Dat betekent in dit geval dat de staatssecretaris geen verblijfsdocument aan de vreemdeling hoeft te verstrekken. Daarom bestaat er ook geen aanleiding om het verzoek van de vreemdeling toe te wijzen, voor zover dat wat de vreemdeling verzoekt al bereikt kan worden in deze procedure.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2024
999