202402112/3/A3.
Datum beslissing: 6 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
verzoekster,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij e-mailbericht, ingekomen op 29 april 2024, heeft [verzoekster] verzocht om wraking van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak en alle staatsraden van de Algemene Kamer die belast zullen worden met de behandeling van de zaak nr. 202402112/1/A3.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Ingevolge artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c en d, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 kan de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college of het betrekking heeft op het college als zodanig.
3. [verzoekster] heeft aan haar verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat de Raad van State, door bevoegdheid te veinzen in zaak nr. 202402112/1/A3, de voortgang in een andere juridische procedure belemmert. Volgens [verzoekster] is er sprake van vooringenomenheid en is meineed gepleegd.
4. De Afdeling laat het verzoek om wraking buiten behandeling. Het verzoek heeft namelijk niet specifiek betrekking op de persoon van een of meer leden van de kamer die belast zal worden met de behandeling van het beroep van [verzoekster]. De zaak is ook nog niet toebedeeld aan een zittingskamer. Het verzoek is naar zijn strekking gericht tegen de gehele Afdeling. Het is echter vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de beslissingen van de Afdeling van 12 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:1059, en van 9 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1511) dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de staatsraad die de zaak behandelt. Het verzoek kan dan ook niet het rechterlijke college als zodanig betreffen. Daarom is het verzoek van [verzoekster] geen verzoek om wraking in de zin van de wet en kan dit daarom niet in behandeling worden genomen. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen , griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Deen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024