ECLI:NL:RVS:2024:188

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
202307903/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke procedure met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 22 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 juni 2019 was afgewezen. De vreemdeling heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard in besluiten van 15 juni 2020 en 15 december 2022. De rechtbank Den Haag heeft in een tussenuitspraak van 24 juli 2023 de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een gebrek in de besluiten te herstellen. Na aanvulling van de besluiten op 4 september 2023, heeft de rechtbank op 29 november 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de besluiten vernietigd, met de opdracht aan de staatssecretaris om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak op 10 januari 2024 bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. In de huidige uitspraak heeft de voorzieningenrechter de verzoeken van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. Gelet op de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202307903/3/V1.
Datum uitspraak: 22 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 29 november 2023 in zaak nr. 20/5524 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluiten van 15 juni 2020 en 15 december 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 24 juli 2023 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een aan die besluiten klevend gebrek te herstellen.
Bij besluit van 4 september 2023 heeft de staatssecretaris de besluiten van 15 juni 2020 en 15 december 2022 aangevuld.
Bij uitspraak van 29 november 2023 heeft de rechtbank het door de vreemdeling tegen de besluiten van 15 juni 2020, 15 december 2022 en 4 september 2023 ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij uitspraak van 10 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:52, heeft de voorzieningenrechter, vooruitlopend op de behandeling van het verzoek, bij wijze van ordemaatregel bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank, voordat de Afdeling op het resterende deel van het verzoekschrift heeft beslist.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024
999