ECLI:NL:RVS:2024:18

Raad van State

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
202204459/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 22 december 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 29 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.J. Blijdorp, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 januari 2024 geoordeeld dat de eerst in hoger beroep overgelegde stukken, waaronder een werkgeversverklaring en medische documenten, niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken. De vreemdeling heeft niet kunnen aantonen waarom deze stukken niet eerder konden worden overgelegd. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.

Uiteindelijk is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.

Uitspraak

202204459/1/V2.
Datum uitspraak: 10 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 29 juni 2022 in zaak nr. NL22.881 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 29 juni 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, advocaat te Arkel, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De Afdeling betrekt de eerst in hoger beroep overgelegde stukken op grond van artikel 85 van de Vw 2000 niet bij de beoordeling van het hoger beroep. Het gaat hierbij om een werkgeversverklaring van 9 augustus 2022 en om medische documenten van 19 mei 2023. De werkgeversverklaring vergt mogelijk nader onderzoek. De vreemdeling heeft geen in rechte te honoreren verklaring gegeven waarom zij deze deels op verzoek opgestelde stukken redelijkerwijs niet reeds in beroep had kunnen opvragen en overleggen. De beoordeling van deze stukken kan, zoals de staatssecretaris ook heeft vermeld in zijn schriftelijke uiteenzetting, plaatsvinden in het kader van een nieuwe asielaanvraag.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024
314-1047