ECLI:NL:RVS:2024:1774

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
202402326/1/V1 en 202402326/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 8 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 9 april 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R. van der Pol, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 april 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, omdat het geen nieuwe vragen bevat die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De voorzieningenrechter heeft bevestigd dat de uitspraak van de rechtbank blijft staan en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is vastgesteld door de voorzieningenrechter en de griffier.

Uitspraak

202402326/1/V1 en 202402326/2/V1.
Datum uitspraak: 29 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 april 2024 in zaak nr. NL24.10265 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2024 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 9 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R. van der Pol, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraken van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788, onder 4.2 tot en met 4.5, en 22 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:740, onder 5.1, over de situatie in Italië voor statushouders). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Lange
voorzieningenrechter
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024
941