ECLI:NL:RVS:2024:1756

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
202400850/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag

In deze zaak heeft de vreemdeling, mede namens zijn minderjarige kinderen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 29 januari 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had zijn asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling te laat in gebreke was gesteld, waardoor zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

In hoger beroep heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, zijn standpunt herhaald en een nader stuk ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht niet is ingegaan op de inhoudelijke argumenten van de vreemdeling met betrekking tot de Dublin-overdrachtstermijn en de aanvang van de termijn voor het nemen van een besluit op de asielaanvraag. De vreemdeling had de staatssecretaris namelijk meer dan drie maanden na het indienen van de asielaanvraag in gebreke gesteld, wat de rechtbank als prematuur heeft aangemerkt.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door de voorzitter mr. H.G. Sevenster en de leden mr. J.C.A. de Poorter en mr. M. den Heyer, in aanwezigheid van griffier mr. M.W. Schippers. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 april 2024.

Uitspraak

202400850/1/V3.
Datum uitspraak: 29 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling], mede voor zijn minderjarige kinderen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 29 januari 2024 in zaak nr. NL23.28565 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 29 januari 2024 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is terecht niet toegekomen aan een inhoudelijke bespreking van het betoog van de vreemdeling over de Dublin overdrachtstermijn en de aanvang van de termijn om een besluit te nemen op de asielaanvraag. De vreemdeling heeft de staatssecretaris namelijk iets meer dan drie maanden na het indienen van de asielaanvraag in gebreke gesteld, waardoor de ingebrekestelling prematuur is. De rechtbank heeft het beroep daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. J.C.A. de Poorter en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024
873