ECLI:NL:RVS:2024:175

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
202205855/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 19 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris, welke aanvraag op 21 juli 2022 was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 3 oktober 2022 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij de vreemdeling werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. E.R. Hagenaars.

De rechtbank had geconstateerd dat er een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek was in de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris. In het hoger beroep werd betoogd dat dit gebrek eenvoudig te herstellen was, los van de vraag wat de uitkomst van de nieuwe besluitvorming zou zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld en de uitspraak op 19 januari 2024 openbaar uitgesproken. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter mr. H.G. Sevenster en de leden mr. D.A. Verburg en mr. J. Schipper-Spanninga, in aanwezigheid van griffier mr. D.I. van Kesteren.

Uitspraak

202205855/1/V2.
Datum uitspraak: 19 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 oktober 2022 in zaak nr. NL22.14396 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Hagenaars, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.1.    De rechtbank heeft namelijk een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek geconstateerd. De staatssecretaris komt daartegen in hoger beroep terwijl dat gebrek zich (los van de vraag wat de uitkomst van de nieuwe besluitvorming moet zijn) eenvoudig laat herstellen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2024
897-1021