202400405/3/A2.
Datum beslissing: 11 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, ingekomen op 29 maart 2024, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van onder meer de Raad van State, onder vermelding van zaak nr. 202400405/2/A2. Met de behandeling van die zaak was staatsraad mr. H. Benek (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer belast.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Ingevolge artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, c en d, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 kan de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt, het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college of het betrekking heeft op het college als zodanig.
3. Aan zijn verzoek om wraking heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat meerdere organisaties, waaronder de Raad van State, algemene beginselen van behoorlijk bestuur en algemene rechtsbeginselen hebben geschonden.
4. De Afdeling laat het verzoek buiten behandeling.
4.1. Voor zover [verzoeker] in zijn verzoek doelt op zijn hoger beroep in zaak nr. 202400405/2/A2, is van belang dat al op 28 maart 2024 einduitspraak is gedaan in die zaak. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard, omdat [verzoeker] het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft betaald. Tegen deze uitspraak kan [verzoeker], desgewenst, verzet doen.
4.2. Ook heeft het verzoek geen betrekking op een met de behandeling van de zaak belast lid van de Afdeling. Nog daargelaten dat [verzoeker] in zijn verzoek de staatsraad niet noemt, zijn uit het verzoek, dat alleen een abstract betoog bevat, geen feiten en omstandigheden af te leiden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van de staatsraad schade zou kunnen lijden.
4.3. Het verzoek om wraking is zowel uitdrukkelijk als naar de strekking gericht tegen meerdere organisaties, en ook tegen alle leden van de Raad van State en daarmee de Afdeling als zodanig. Het is vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de beslissingen van de Afdeling van 12 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:1059, en van 9 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1511) dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de staatsraad die de zaak behandelt. Het verzoek kan dan ook niet het rechterlijke college als zodanig betreffen. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Trox
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2024
968