ECLI:NL:RVS:2024:1427
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de bewaring van een vreemdeling
Op 5 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 7 december 2022. De vreemdeling was op 18 oktober 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de rechtsvragen omtrent de bevoegdheid van de rechter en de verplichting om de vreemdeling spoedig te horen beoordeeld. De eerste grief van de vreemdeling faalde, terwijl de tweede grief slaagde. De maatregel van bewaring werd onrechtmatig verklaard met ingang van 24 november 2022. De Afdeling oordeelde dat er geen reden was om de bewaring eerder onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd.
De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding, die is vastgesteld op € 8.600,00 voor de periode van 24 november 2022 tot en met 17 februari 2023. Daarnaast moet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten vergoeden, die zijn vastgesteld op € 3.062,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd uitgesproken in het openbaar door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.