ECLI:NL:RVS:2024:1183

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
202401234/1/V3 en 202401234/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 21 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening van vreemdelingen die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 december 2023 deze aanvragen niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 16 februari 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling waarin een vergelijkbare rechtsvraag was beantwoord. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202401234/1/V3 en 202401234/2/V3.
Datum uitspraak: 21 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2] mede voor hun minderjarige kinderen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 16 februari 2024 in zaken nrs. NL 23.39423 en NL23.39425 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 15 december 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 16 februari 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, advocaat te Dordrecht, hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411, onder 2.6, over de vraag of de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat hij voor Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024
644-1085