ECLI:NL:RVS:2024:1027

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
202202412/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
  • J.Th. Drop
  • D.I. van Kesteren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek tot beperkte kennisneming van vertrouwelijke stukken in asielprocedure

In deze zaak heeft de minister van Buitenlandse Zaken op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, krachtens artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een vertrouwelijke versie van gedingstukken overgelegd. De minister heeft aangegeven dat uitsluitend de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken, verwijzend naar artikel 8:29 van de Awb. De zaak betreft een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 maart 2022, in een asielprocedure. De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht zijn betrokken.

De minister heeft verzocht om beperkte kennisneming van de stukken, omdat hij gewichtige redenen ziet om de identiteit van vertrouwenspersonen en informanten te beschermen. Hij heeft toegelicht dat het noodzakelijk is om vertrouwelijke omgang met deze informatie te waarborgen, om te voorkomen dat betrokkenen in gevaar komen. De Afdeling heeft de vertrouwelijk overgelegde stukken bekeken en geconcludeerd dat de bescherming van de geraadpleegde bronnen en de gebruikte onderzoeksmethoden zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling bij kennisneming van de stukken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd geacht en heeft het verzoek toegewezen. De beslissing is genomen door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 maart 2024.

Uitspraak

202202412/3/V1.
Datum beslissing: 14 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 maart 2022 in zaak nr. NL18.19801 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 maart 2022 in zaak nr. NL18.19801.
Het betreft ongelakte onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de vreemdeling, namelijk:
- een memorandum van 26 juli 2019 van de Afdeling Ambtsberichten aan de Chef de Poste van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden (hierna: AKN) te Paramaribo;
- een ongedateerd onderzoeksverslag van de AKN te Paramaribo aan de Afdeling Ambtsberichten met een aantal bijlagen.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       De minister heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij een beperkte kennisneming in dit geval noodzakelijk acht om de bij het onderzoek geraadpleegde bronnen en de gebruikte onderzoeksmethoden en -technieken te beschermen. De minister heeft toegelicht dat voor een onderzoek naar aanleiding van een asielverzoek vaak vertrouwenspersonen en informanten worden ingeschakeld en dat hij verantwoordelijk is voor het handhaven van een vertrouwelijke omgang met hun identiteit en informatie. Doet hij dat niet, dan kan bekend raken dat zij aan een asielonderzoek hebben meegewerkt en kunnen zij ernstig gevaar lopen. Verder heeft de minister uitgelegd dat het nodig kan zijn om een beroep te doen op de bescherming van een gebruikte onderzoeksmethode of -techniek. Dat heeft volgens hem verschillende redenen. Het kan nodig zijn als de identiteit van een vertrouwenspersoon of informant kan worden afgeleid uit een gebruikte onderzoeksmethode of -techniek. Daarnaast kan het nodig zijn omdat als methoden en technieken bekend zouden worden, de gegevens misbruikt zouden kunnen worden. Dit kan tot gevolg hebben dat toekomstig onderzoek niet meer mogelijk is of zelfs geen zin meer heeft.
4.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de vertrouwelijk overgelegde stukken. Naar het oordeel van de Afdeling weegt de bescherming van de geraadpleegde bronnen en de gebruikte onderzoeksmethoden en -technieken in dit geval zwaarder dan het belang van de vreemdeling bij kennisneming van de stukken.
5.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024
897