ECLI:NL:RVS:2024:1

Raad van State

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
202307299/1/V3 en 202307299/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en bevestiging uitspraak rechtbank inzake asielaanvragen

Op 2 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 oktober 2023 besloten om deze aanvragen niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank Den Haag had op 22 november 2023 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. In de uitspraak van de Raad van State werd bevestigd dat de staatssecretaris voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de asielaanvragen op grond van de persoonlijke omstandigheden van de vreemdelingen in behandeling te nemen, zoals vastgelegd in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202307299/1/V3 en 202307299/2/V3.
Datum uitspraak: 2 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor haar minderjarige kinderen [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 november 2023 in zaken nrs. NL23.33118, NL23.33120, NL23.33122 en NL23.33124 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 17 oktober 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 22 november 2023 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Uit de uitspraken van de Afdeling van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411 en ECLI:NL:RVS:2023:3479, volgt namelijk dat de staatssecretaris voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft verder terecht geoordeeld dat de staatssecretaris in de persoonlijke omstandigheden van de vreemdelingen geen aanleiding hoefde te zien om de asielaanvragen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2024
872-981