ECLI:NL:RVS:2023:899
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- C.C.W. Lange
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 8 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De staatssecretaris had op 10 maart 2020 aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Daarnaast weigerde hij om ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. De rechtbank had op 22 november 2021 de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard, de besluiten van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van de uitspraak.
In het hoger beroep stelde de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M. Woudwijk, dienden een schriftelijke uiteenzetting in. De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad van State verwees naar een eerdere uitspraak van 7 december 2022, waarin een vergelijkbare rechtsvraag was behandeld.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdelingen moest vergoeden, tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. E. Steendijk en de leden mr. C.C.W. Lange en mr. B. Meijer, in tegenwoordigheid van griffier mr. M.J.C. Beerse.