ECLI:NL:RVS:2023:874
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling met strafrechtelijke achtergrond
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 22 juli 2020 afgewezen. De vreemdeling, geboren op 1 januari 1989 in Arbil, Irak, had eerder een gevangenisstraf van zes jaar opgelegd gekregen voor deelname aan een organisatie die terroristische misdrijven pleegde. Hij zit deze straf uit op de terroristenafdeling van de Penitentiaire Inrichting Vught.
De vreemdeling had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 17 mei 2022 zijn beroep tegen de afwijzing van de verblijfsvergunning ongegrond had verklaard. In zijn verzoek aan de voorzieningenrechter vroeg hij om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. Daarnaast verzocht hij om opvang en verstrekkingen, en om schorsing van de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling zijn afgewogen, en de voorzieningenrechter heeft besloten om geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.