ECLI:NL:RVS:2023:866

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
202207227/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling

Op 2 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 13 december 2022 het beroep gegrond verklaarde en schadevergoeding toekende. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.Th.A. Bos, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven in het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel onterecht was opgelegd. In het hoger beroep heeft de staatssecretaris dezelfde argumenten aangevoerd als in een andere samenhangende zaak, ECLI:NL:RVS:2023:789. De Raad van State heeft geoordeeld dat de grieven van de staatssecretaris falen en dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met het hoger beroep zijn ontstaan. De totale kosten bedragen € 837,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

Uitspraak

202207227/1/V3.
Datum uitspraak: 2 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 13 december 2022 in zaak nr. NL22.19951 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 13 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.Th.A. Bos, advocaat te Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling is één van de zes reisgenoten die zijn genoemd in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2023:789. De staatssecretaris heeft in deze zaak in het hoger beroep hetzelfde aangevoerd als in het hoger beroep in die zaak. De overwegingen van de uitspraak in die zaak gelden daarom ook in deze zaak. De grieven falen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de zaak van de vreemdeling en zaak nr. 202207236/1/V3 samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn, zodat zij bij de vaststelling van de proceskosten is uitgegaan van één zaak.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Verburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2023
347-962