ECLI:NL:RVS:2023:866
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling
Op 2 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 13 december 2022 het beroep gegrond verklaarde en schadevergoeding toekende. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.Th.A. Bos, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven in het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel onterecht was opgelegd. In het hoger beroep heeft de staatssecretaris dezelfde argumenten aangevoerd als in een andere samenhangende zaak, ECLI:NL:RVS:2023:789. De Raad van State heeft geoordeeld dat de grieven van de staatssecretaris falen en dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met het hoger beroep zijn ontstaan. De totale kosten bedragen € 837,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.