ECLI:NL:RVS:2023:858
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 3 februari 2020 deze aanvraag afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 3 juni 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ook ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag van de vreemdeling gerechtvaardigd was. De Raad van State heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 maart 2023.