ECLI:NL:RVS:2023:741

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
202301070/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning

Op 20 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had op 27 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. Hiertegen heeft de vreemdeling beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 17 februari 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn voorgenomen overdracht op 21 februari 2023 zou worden stopgezet.

De voorzieningenrechter overwoog dat de hogerberoepstermijn nog niet was verstreken en dat het daarom noodzakelijk was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter besloot dat de vreemdeling niet zou worden overgedragen totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 837,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke rol gespeeld in het waarborgen van deze rechten door het treffen van een voorlopige voorziening.

Uitspraak

202301070/2/V3.
Datum uitspraak: 20 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 17 februari 2023 in zaak nr. NL22.26629 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 december 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 17 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft op 18 februari 2023 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 17 februari 2023 en de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht op 21 februari 2023 achterwege blijft. Alleen al omdat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt overgedragen, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2023
47