ECLI:NL:RVS:2023:71
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling met minderjarige kinderen
Op 11 januari 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 4 januari 2022 niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 13 april 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T. der Bedrosian.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de grief van de vreemdeling, die stelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat zij geen relevant verschil had aangetoond tussen het Nederlandse en Deense beschermingsbeleid voor Syrische vreemdelingen. De Raad van State concludeerde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat zij een risico liep op indirect refoulement bij overdracht aan Denemarken. Dit was gebaseerd op informatie van de Deense autoriteiten, waaruit bleek dat haar echtgenoot een geldige verblijfsvergunning asiel had en dat de vreemdeling een verlengingsaanvraag voor haar afgeleide verblijfsvergunning had ingediend, die nog in behandeling was.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om relevante en overtuigende informatie te verstrekken over hun situatie en de risico's die zij lopen in hun land van herkomst of bij terugkeer naar een ander land.