ECLI:NL:RBDHA:2022:5923
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en indirect refoulement in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische vrouw, samen met haar minderjarige kinderen, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres betoogde dat Denemarken niet mag worden vertrouwd op het beginsel van wederzijds vertrouwen, omdat het Deense asielbeleid voor Syriërs verschilt van dat van Nederland. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het beginsel van wederzijds vertrouwen van toepassing is. Eiseres heeft niet aangetoond dat er een relevant verschil is in bescherming tegen refoulement tussen Nederland en Denemarken. De rechtbank concludeert dat de Deense autoriteiten de mogelijkheid hebben gegarandeerd voor eiseres om een asielaanvraag in te dienen, en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze beoordeling niet zorgvuldig zal plaatsvinden. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en stelt dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed.