ECLI:NL:RVS:2023:594

Raad van State

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
202105620/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking van informatie door het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 juli 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal had op 16 februari 2018 een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van informatie over inspraak en de Inspraakverordening Veenendaal gedeeltelijk afgewezen. Na een aantal tussenuitspaken en herzieningen van besluiten, heeft de rechtbank uiteindelijk het beroep van [appellant] gegrond verklaard en het besluit van 1 september 2020 vernietigd voor zover het betreft niet openbaar gemaakte agenda's. Het college heeft vervolgens op 23 november 2021 een nieuw besluit genomen, waarbij het alsnog enkele documenten openbaar heeft gemaakt. [appellant] is het niet eens met deze gang van zaken en heeft hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 5 december 2022. De Afdeling oordeelt dat het college voldoende heeft gezocht naar relevante documenten en dat het besluit van 1 september 2020 voldoet aan de eisen die de rechtbank in eerdere uitspraken heeft gesteld. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

202105620/1/A3.
Datum uitspraak: 15 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Veenendaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 19 juli 2021 in zaak nr. 18/4695 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2018 heeft het college het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van informatie uit 2016 en 2017 over inspraak en de (wijziging van de) Inspraakverordening Veenendaal gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 21 november 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard. Het college heeft het besluit van 16 februari 2018 herroepen en meer documenten openbaar gemaakt.
Bij tussenuitspraak van 8 juli 2019 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld met inachtneming van wat in die uitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het besluit van 21 november 2018 te herstellen.
Bij tweede tussenuitspraak van 9 september 2019 en derde tussenuitspraak van 19 november 2019 heeft de rechtbank de termijn die zij het college heeft gegeven om de gebreken te herstellen, verlengd tot laatstelijk 1 februari 2020.
Bij besluit van 1 september 2020 heeft het college het besluit van 21 november 2018 herzien in die zin dat dit wordt aangevuld met de resultaten van het nader gehouden onderzoek en een extra motivering. Het college heeft met dit besluit meer documenten openbaar gemaakt.
Bij uitspraak van 19 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 21 november 2018 en 1 september 2020 ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 1 september 2020 vernietigd voor zover agenda’s niet openbaar gemaakt zijn. De tussenuitspraken en de einduitspraak zijn aangehecht.
Tegen de einduitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 23 november 2021 heeft het college het besluit van 21 november 2018 hersteld door alsnog de agenda’s behorende bij de aangetroffen verslagen en lijsten van portefeuillehoudersoverleggen, directieoverleggen en collegevergaderingen gedeeltelijk openbaar te maken.
[appellant] heeft gronden ingediend tegen het besluit van 23 november 2021.
Het college heeft een zienswijze gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 5 december 2022 behandeld, waar [appellant], vertegenwoordigd door F. van der Tempel, rechtsbijstandsverlener te Zwammerdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. H. van Nijnanten, mr. R. Groenewoud en mr. B.C. Knieriem, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft het college bij brief van 2 november 2017 verzocht om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) informatie uit 2016 en 2017 over inspraak en de (wijziging van de) Inspraakverordening Veenendaal openbaar te maken. Het college heeft gedurende de daaropvolgende procedure diverse documenten al dan niet gedeeltelijk openbaar gemaakt. Voor de voorgeschiedenis van deze zaak verwijst de Afdeling naar de tussenuitspraak van 8 juli 2019 en de uitspraak van 19 juli 2021.
Hoger beroep
2.       [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij heeft de gronden van zijn hoger beroep uitvoerig uiteengezet. In de kern betoogt [appellant] dat het besluit van 1 september 2020 niet voldoet aan de opdracht die de rechtbank in de tussenuitspraak van 8 juli 2019 heeft gegeven. De door het college verrichte zoekslag is volgens hem onvoldoende. De rechtbank heeft dat niet onderkend, aldus [appellant].
Beoordeling van het hoger beroep
Misbruik van recht?
3.       Het college heeft in zijn besluitvorming aangekondigd dat bij een volgend besluit mogelijk misbruik van recht wordt aangenomen. In zijn schriftelijke uiteenzetting doet het college alsnog een beroep op misbruik van recht vanwege de proceshouding van [appellant]. De Afdeling volgt het college in zijn stelling dat er belangrijke aanwijzingen zijn die op misbruik van recht kunnen duiden. Voor een oordeel hierover zou het geraden zijn om [appellant] in persoon te horen. Hij was tijdens de zitting niet aanwezig. De Afdeling had [appellant] niet opgeroepen om in persoon te verschijnen. De Afdeling ziet daarom in dit geval om proceseconomische redenen aanleiding het hoger beroep en het beroep tegen het besluit van 23 november 2021 inhoudelijk te beoordelen.
Is de zoekslag door het college voldoende?
4.       Het college heeft naar aanleiding van het verzoek van [appellant] en de tussenuitspraak van 8 juli 2019 uitgebreid naar voor het verzoek relevante documenten gezocht. Zoals blijkt uit de brief van het college van 30 september 2019, heeft het college ook een ICT-onderzoek laten uitvoeren. Het college heeft toegelicht dat het rond de 4.000 documenten heeft aangetroffen en dat daar uiteindelijk - onder andere na het weglaten van dubbele en niet-relevante documenten - rond de 2.000 documenten van zijn overgebleven. Die documenten zijn op een inventarislijst geplaatst. Het onderzoek naar documenten is in samenspraak met [appellant] uitgevoerd. Het college heeft het onderzoek en de zoekslag in het besluit van 1 september 2020 nader toegelicht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het onderzoek en de zoekslag naar documenten volledig zijn geweest. Het college heeft voldaan aan de opdracht uit de tussenuitspraak van 8 juli 2019. De door [appellant] ingenomen standpunten leiden niet tot een ander oordeel. Daarbij is van belang dat de reikwijdte van het geschil is beperkt tot het oorspronkelijke verzoek. Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1428, onder 2.1. Het college hoeft niet per document waarvan om openbaarmaking is verzocht toe te lichten hoe daarnaar is gezocht.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
Het besluit van 23 november 2021
6.       Bij besluit van 23 november 2021 heeft het college, ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, een nieuw besluit op bezwaar genomen. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Bij dit besluit heeft het college alsnog de agenda’s behorende bij de aangetroffen verslagen en lijsten van collegevergaderingen, directieoverleggen en portefeuillehoudersoverleggen openbaar gemaakt.
Beroep tegen het besluit van 23 november 2021
7.       [appellant] betoogt dat het college met het besluit van 23 november 2021 maar gedeeltelijk aan de uitspraak van de rechtbank tegemoet gekomen is. Daarnaast heeft het college nagelaten een inventarislijst te maken. Ten slotte heeft het college nagelaten alle agenda’s van collegevergaderingen, directievergaderingen en portefeuilleoverleggen van collegeleden te raadplegen om op die manier te inventariseren welke van deze agenda’s onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen, aldus [appellant].
Beoordeling van het beroep tegen het besluit van 23 november 2021
8.       In de uitspraak van de rechtbank staat: "(…) verweerder zal alsnog de agenda’s op openbaarmaking op grond van de Wob moeten toetsen." Anders dan [appellant] betoogt, betekent dit niet dat de rechtbank het college heeft opgedragen de agenda’s openbaar te maken. Het college heeft beoordeeld of de agenda’s openbaar gemaakt kunnen worden en is met het besluit van 23 november 2021 tot gedeeltelijke openbaarmaking overgegaan. Daarmee heeft het college de uitspraak van de rechtbank uitgevoerd. Het college heeft ook een inventarislijst opgesteld. De Afdeling ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de volledigheid van de door het college verrichte zoekslag naar de agenda’s van collegevergaderingen, directieoverleggen en portefeuilleoverleggen van collegeleden. Wat [appellant] daarover heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
9.       Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
10.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen;
II.       verklaart het beroep tegen het besluit van 23 november 2021, kenmerk 1625466, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Meerman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023
960