ECLI:NL:RVS:2023:542
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 25 januari 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juli 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over de beoordeling van opvolgende asielaanvragen, die voortkomen uit eerder ongeloofwaardig geachte verklaringen, onderzocht. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grieven van de vreemdeling slagen en heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het besluit van de staatssecretaris is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval op € 2.511,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 13 februari 2023.