ECLI:NL:RVS:2023:4734
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verlenging verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 1 november 2022. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor verlenging van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen en de verblijfsvergunning werd ingetrokken. Daarnaast weigerde de staatssecretaris ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen en bepaalde hij dat uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft, op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, advocaat te Tilburg. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen vragen gesteld in het hogerberoepschrift die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 december 2023.